4 min read

Tekort aan mondkapjes, is hergebruik een oplossing?

19 March 2020

Een brandend probleem is momenteel het tekort aan medische mondkapjes. Fabrikanten kunnen niet of niet voldoende leveren. Daarmee komt onder meer de vraag op of gebruikte mondkapjes kunnen worden schoongemaakt en opnieuw worden gebruikt.

Ten eerste is natuurlijk van essentieel belang of de mondkapjes ook daadwerkelijk zodanig kunnen worden gesteriliseerd dat van veilig hergebruik sprake kan zijn. In dat kader heeft het RIVM een pilotonderzoek gedaan en een herverwerkingsmethode gevonden die tot een acceptabele kwaliteit leidt van herverwerkte mondmaskers. Met de kanttekening dat slechts beperkt onderzoek is gedaan naar het tegenhouden van deeltjes door hergebruikte mondmaskers zouden op deze manier in deze tijden van schaarste FFP2 maskers driemaal kunnen worden gebruikt, waarbij deze tussendoor tweemaal worden gesteriliseerd.

Ten tweede is vanuit juridisch perspectief de vraag of dergelijk hergebruik ook is toegestaan. Van belang daarbij is de vraag of de mondkapjes kwalificeren als een medisch hulpmiddel. Bij de behandeling van coronapatiënten worden vooral FFP2 en FFP3 ademhalingsbeschermingsmaskers gebruikt. Deze ademhalingsbeschermingsmaskers zijn – in tegenstelling tot chirurgische mondneusmaskers – geen medisch hulpmiddel maar een persoonlijk beschermingsmiddel. Voor persoonlijke beschermingsmiddelen geldt de  Europese richtlijn persoonlijke beschermingsmiddelen. Op grond van de toepasselijke EN 149.2001 norm worden herbruikbare (“R” reusable) en niet-herbruikbare (“NR” non-reusable)  ademhalingsbeschermingsmasker onderscheiden.  De testen door het RIVM zijn gedaan FFP2 NR maskers. Daarvoor is hergebruik in principe niet toegestaan.   

De IGJ heeft inmiddels aangegeven dat reguliere medische hulpmiddelen mogelijk niet meer voorhanden zijn door tekorten en erkent dat het in dat geval noodzakelijk kan zijn om af te wijken van de richtlijnen, om toch te voldoen aan de verplichting om zorg te verlenen. Daarvan lijkt ten aanzien van het hergebruik van de mondmaskers zeker sprake te zijn. De IGJ geeft verder aan dat het de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder is om in dat geval zelf of binnen de beroepsgroep een zorgvuldige en verantwoorde afweging te maken tussen de verschillende risico’s die het gebruik van een alternatief hulpmiddel met zich meebrengt, en de verantwoordelijkheid om zorg te verlenen. De IGJ vindt het belangrijk dat zorgaanbieders in deze complexe situatie de ruimte hebben om de zorg zo optimaal mogelijk in te richten. Wel is van belang dat zorgaanbieders zich achteraf kunnen verantwoorden en daarom moeten zij hun overwegingen en beslissingen wel navolgbaar vastleggen. Daarmee lijkt de juridische mogelijkheid gegeven voor het hergebruik van (ook NR) mondmaskers.

Ten aanzien van hersterilisatie van medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik is het gebruikelijke standpunt van de IGJ dat dit niet is toegestaan, tenzij de fabrikant van het hulpmiddel aangeeft dat hersterilisatie en hergebruik mogelijk is. Voor de hersterilisatie van een medisch hulpmiddel voor hergebruik moeten volgens de IGJ de procedures hiervoor bij de fabrikant worden opgevraagd waarbij de fabrikant onderbouwd moet aangeven welke procedures voor hersterilisatie moeten worden gevolgd. Dan pas mag het medisch hulpmiddel worden hergebruikt. Ons inziens zal ook in deze gevallen het voornoemde “crisisbeleid”  van de IGJ van toepassing zijn als dergelijke procedures niet tijdig (volledige) voorhanden kunnen zijn. Overigens wijzigen de regels voor hergebruik van medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik na de invoering van de nieuwe Europese regels voor medische hulpmiddelen (MDR) 26 mei aanstaande. In geval van hergebruik moet de instelling voldoen aan bepaalde eisen die gelden voor fabrikanten die een medisch hulpmiddel op de markt brengen.

In het kader van mogelijke aansprakelijkheidsrisico’s is van belang dat door de coronapandemie de situatie is ontstaan dat zorginstellingen genoodzaakt zijn de reguliere zorg anders te verlenen. Dit omdat de beschikbaarheid van zorgmedewerkers en hulpmiddelen verdeeld en ingezet moet worden op de wijze die het beste past bij de capaciteit en de zorgbehoefte van corona- en andere patiënten. In dat kader is – mede gezien voornoemd beleid van de IGJ – cruciaal op grond van welke beleidsmatige afwegingen de instelling deze keuzes maakt. Is dat beleid op de juiste wijze tot stand gekomen, wordt het maatschappelijk breed gedragen en wordt het consequent toegepast? Of dat het objectief goede beleid is, is op dit moment minder relevant, het gaat er vooral om dat er een zorgvuldig vastgesteld beleid is en iedereen zich daar aanhoudt. Wat”‘goed” is, kan gelet op de beschikbare tijd met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld en is bovendien in hoge mate subjectief en afhankelijk van concrete omstandigheden. In principe is een zorgverlener aansprakelijk wanneer de door hem of haar verleende zorg onder het niveau gebleven is dat van een redelijk bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden kan worden verwacht. Aan het hergebruik van een medisch hulpmiddel op grond van financiële afwegingen in “gewone” omstandigheden worden dus andere eisen gesteld dan aan het hergebruik van mondmaskers in tijden van totale schaarste en crisis. Men doet wat men kan maar onvermijdelijk is dat niet alles kan en dat er keuzes moeten worden gemaakt.