7 min read

Creditmanagement

9 April 2020

In crisistijden is liquiditeit van essentieel belang voor de continuïteit van een onderneming. Een belangrijk onderdeel van het op pijl houden van de cashflow van de onderneming is een goed beheer van de financiële administratie, in het bijzonder het beheer van de debiteuren. Goed creditmanagement beperkt kredietrisico’s en optimaliseert het werkkapitaal; het is cruciaal in moeilijke tijden. Zijn er problemen met klanten die betalingsuitstel vragen, of gewoon niet betalen? Heeft u klanten waarvan u weet dat ze risico lopen deze crisis niet te overleven? Indien een onderneming zijn rechten als crediteur goed heeft ingericht, waardoor risico’s vroegtijdig zijn gesignaleerd en daarop is geanticipeerd, hebben dergelijke problemen minder invloed op de onderneming.

Als de klant niet direct bij levering van de goederen en diensten hoeft te betalen, is er sprake van leverancierskrediet en loopt de ondernemer een incassorisico. Om dat risico te mitigeren is het vanzelfsprekend verstandig om bij nieuwe klanten te beoordelen wat de kredietrisico’s zijn en op die basis betaalafspraken te maken. Gedacht kan worden aan het opvragen van jaarrekeningen of BKR-gegevens teneinde die beoordeling te maken. Van belang is welke betalingstermijn wordt gehanteerd en, in samenhang hiermee, of de ondernemer extra waarborgen wenst te bedingen waardoor hij voorrang heeft ten opzichte van andere crediteuren van de klant.

Eigendomsvoorbehoud

De meest voorkomende wijze waarop een leverancier zich daarom tegen wanprestatie door de koper kan indekken is het bedingen van een eigendomsvoorbehoud. Bij eigendomsvoorbehoud worden goederen geleverd, maar gaat de eigendom nog niet op de koper over. Dat gebeurt pas als aan een aanvullende voorwaarde is voldaan. Die voorwaarde is vaak betaling van de directe koopprijs, maar dat kan ook betaling van alle uitstaande koopsommen uit diezelfde rechtsverhouding zijn. Indien en zolang niet aan de voorwaarde is voldaan, verkrijgt de ontvanger (nog) niet het eigendom. Dit betekent dat de verkoper in beginsel eigenaar blijft en bij wanprestatie zijn eigendom bij de koper kan opeisen. Meestal wordt wel bedongen dat de koper de gekochte goederen in de normale bedrijfsuitoefening mag doorverkopen. De leverancier wordt niet beschermd als de koper het goed al heeft doorverkocht en de nieuwe koper is te goeder trouw geweest. De verkoper kan ook een beroep doen op het eigendomsvoorbehoud in geval van faillissement van de koper. In sommige gevallen moet hij echter de fiscus voor zich dulden (in geval van een bodembeslag op bodemzaken voor zogenaamde zakelijke belastingschulden (zoals bijvoorbeeld loon-, omzet- en dividendbelasting).

Voorbehouden pandrecht

Naast het eigendomsvoorbehoud bestaat ook de mogelijkheid dat de leverancier zich een pandrecht voorbehoudt. In dat geval draagt de verkoper de zaak in eigendom over onder voorbehoud van de vestiging van een pandrecht, zodat de koper een met een pandrecht bezwaarde zaak verkrijgt. In tegenstelling tot het eigendomsvoorbehoud kan het voorbehouden pandrecht strekken tot zekerheid van alle vorderingen die de leverancier op  de  koper  heeft of  zal  verkrijgen. De verkoper kan het pandrecht in combinatie met een met eigendomsvoorbehoud vestigen: de leverancier verkoopt en levert een bepaalde zaak onder eigendomsvoorbehoud, aangevuld met een voorbehouden pandrecht, voor het geval het eigendomsvoorbehoud eindigt en de koper nog andere schulden aan de leverancier heeft. Indien de koper niet tijdig betaalt kan de verkoper zijn pandrecht uitwinnen; anders dan bij het eigendomsvoorbehoud mag de verkoper bij het voorbehouden pandrecht de zaak niet terugnemen. Bij faillissement van de koper kan de verkoper in beginsel zijn pandrecht uitoefenen alsof er geen sprake van een faillissement is. Het bodemvoorrecht van de fiscus gaat wel voor op het bezitloze pandrecht.

Het nadeel van het bezitloos voorbehouden pandrecht is dat het gevestigd moet worden door middel van een (bij de belastingdienst te registreren) onderhandse akte of een authentieke akte. Dit kan tot praktische bezwaren leiden. Doorgaans zal de koper het goed mogen doorverkopen binnen de normale bedrijfsuitoefening. Wordt zonder een dergelijke afspraak vervreemd, dan blijft het pandrecht van de verkoper in beginsel bestaan. De leverancier wordt echter niet beschermd als de koper het goed al heeft doorverkocht en de nieuwe koper te goeder trouw was omdat hij niet op de hoogte was dat de zaak was verpand.

(Bank)garantie

De verkoper kan de koper ook vragen een bankgarantie te stellen. Bij het eerste schriftelijke verzoek van de verkoper betaalt de bank het afgesproken bedrag uit. Dit biedt de verkoper duidelijke zekerheid. De koper zal bij het aanvragen van de bankgarantie echter over voldoende werkkapitaal moeten beschikken om het garantiebedrag te dekken. Een bankgarantie kost de koper ook geld; de bank verlangt een provisie. In plaats van een bankgarantie, kan de verkoper ook vragen om een concerngarantie of een garantie van een andere derde (in de vorm van hoofdelijke aansprakelijkheid of een borgtocht). Het voordeel daarvan is dat daar (doorgaans) geen kosten voor de koper aan zijn verbonden, Het nadeel is echter dat het insolventierisico voor de verkoper groter is: indien de koper in financiële moeilijkheden verkeert, geldt dat mogelijk ook voor diens groepsmaatschappijen.

Recht van reclame

Het reclamerecht is een wettelijke bescherming ten behoeve van de leverancier bij een koopovereenkomst. Het recht van reclame beschermt de verkoper tegen (gedeeltelijke) niet-nakoming door de koper, omdat de verkoper de geleverde zaak mag terugvorderen. Om het recht van reclame met succes te kunnen uitoefenen is vereist dat (i) de inroeper verkoper is, (ii) het recht wordt ingeroepen via een schriftelijke verklaring aan de koper binnen uiterlijk zes weken na de opeisbaarheid van de vordering tot betaling van de koopprijs of zestig dagen na opslag van de zaak door de koper, (iii) het gaat om een roerende zaak. Door het inroepen van het recht van reclame verliest de koper de rechten die hij had en herkrijgt de verkoper zijn rechten. In de tussentijd is de koper eigenaar. Indien de koper failliet is, kan de verkoper nog steeds het recht van reclame inroepen.

Het retentierecht

Ook het retentierecht verschaft de schuldeiser een hoge voorrang. Het retentierecht is het recht van een schuldeiser om een goed dat hij onder zich heeft niet af te geven aan de schuldenaar zolang zijn prestatie of inspanning niet is betaald. Hiervoor is wel vereist dat u als schuldeiser het goed onder u heeft. Ook dit is een wettelijk recht; het hoeft niet vooraf contractueel te worden bedongen. Het recht blijft van kracht bij faillissement van de afnemer.

Voorwaarden voor uitstel van betaling

Indien u als ondernemer wordt geconfronteerd met een verzoek tot uitstel van betaling van een van uw klanten is het van belang daar weloverwogen mee om te gaan. In beginsel wilt u risico vermijden en daarom zo snel mogelijk betaald worden, maar als de klant dat op het moment niet kan zit er soms weinig anders op dan te praten over een uitstel van betaling. Indien u de positie van een concurrente crediteur heeft, en geen rechten heeft bedongen zoals hierboven genoemd, krijgt u vaak niets tot weinig betaald in een faillissement. Ook verliest u bij een dergelijk faillissement een klant en daarmee ook toekomstige omzet. Dat betekent echter niet dat u geen voorwaarden kan stellen aan een uitstel van betaling. Zo kan u bijvoorbeeld extra rente bedingen of een aanpassing van bepaalde voorwaarden van de lopende overeenkomsten, maar ook zekerheden zoals een bankgarantie. U dient er daarbij bedacht op te zijn dat, onder bepaalde omstandigheden en indien uw klant alsnog failliet gaat, de curator sommige extra bedongen zekerheden zal kunnen vernietigen met een beroep op de faillissementspauliana. Het is daarom van belang dat u zich in dergelijke gevallen goed laat adviseren.