Toezicht en handhaving op grond van de Coronawet
Op 13 oktober 2020 stemde de Tweede Kamer in met het wetsvoorstel Tijdelijke wet maatregelen Covid-19, ook wel aangeduid als ‘de Coronawet’. Het wetsvoorstel wordt op maandag 26 oktober 2020 behandeld in de Eerste Kamer, waarna op dinsdag 27 oktober 2020 over het finale wetsvoorstel wordt gestemd. De Coronawet strekt tot het nemen van maatregelen vanwege de coronapandemie. Verschillende maatregelen zijn al sinds maart 2020 gegoten in de vorm van een zogenaamde (tijdelijke) noodverordening. Nu de Coronapandemie voortduurt, vindt het kabinet hiervoor een stevigere en toekomstbestendige basis noodzakelijk middels de invoering van de Coronawet.
Tot op heden kon een overtreding van een coronamaatregel worden bestraft via artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel bevat de verplichting voor eenieder om zich te houden aan opgestelde noodverordeningen. Wanneer de Coronawet in werking treedt is een overtreding van de coronamaatregelen strafbaar vanwege artikel 68bis van de Wet publieke gezondheid. Op grond van de voorgestelde wet kan een overtreding van een coronamaatregel door een natuurlijk persoon worden bestraft met maximaal één week vrijheidsbeneming of een geldboete van ten hoogste €435,-. Voor het niet houden van een ‘veilige afstand’ geldt echter een lager boetemaximum van €95,-.
Daarnaast is het denkbaar dat een overtreding van de coronamaatregelen plaatsvindt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Te denken valt bijvoorbeeld aan het overtreden van de regels die gelden voor de openstelling van een winkel, café, restaurant of theater. In dat geval kan ook aan een bedrijf of onderneming een boete worden opgelegd. Vanwege de werking van het Nederlandse Strafrecht kan bij een overtreding van de coronamaatregelen aan een rechtspersoon een boete worden opgelegd van maximaal €4.350,-.
Naast de strafrechtelijke handhaving van de maatregelen houden ook verschillende toezichthouders zicht op de naleving van de coronaverplichtingen. Zo heeft de Nederlandse wetgever aan de ambtenaren van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) opgedragen om toezicht te houden op de naleving van de coronamaatregelen binnen de branche waarin zij werken. Ook de Inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van de coronamaatregelen voor zover deze betrekking hebben op de arbeidsplaats of de arbeidsomstandigheden. Over de bevoegdheden van de Inspectie SZW schreef Van Doorne reeds een bijdrage, welke hier te lezen is.
Hoewel deze toezichthouders niet bevoegd zijn om bestraffende sancties op te leggen (bijvoorbeeld in de vorm van een bestuurlijke boete), is het mogelijk dat door de toezichthouder een zogenoemde herstelsanctie wordt uitgevaardigd. Door het opleggen van i) een last onder bestuursdwang of ii) een last onder dwangsom kan een toezichthouder een onderneming bewegen een bepaalde overtreding te herstellen of te beëindigen. Op deze wijze kan de overtreding van een coronamaatregel ook bestuursrechtelijk en dus buiten de reikwijdte van het strafrecht worden afgedaan.
De Coronawet brengt aldus diverse maatregelen en bevoegdheden met zich die zowel relevant zijn vanuit het perspectief van toezicht en bestuursrechtelijke alsook strafrechtelijke handhaving.