7 min read

Aanpassing kwijtscheldingwinstvrijstelling n.a.v. Belastingplan 2025

30 September 2024

In het Belastingplan van 2025 heeft het kabinet kenbaar gemaakt dat de onwenselijke samenloop van de kwijtscheldingswinst en verliesverrekeningsregels wordt verholpen. Deze samenloop kan namelijk leiden tot onwenselijke belastingheffing bij herstructureringen In dit artikel gaan auteurs in op de aangekondigde maatregel.

In het Belastingplan 2025 stelt de Nederlandse regering wijzigingen voor in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (“Wet Vpb”) om een knelpunt te verhelpen in de samenloop van verliesverrekeningsregels en de kwijtscheldingswinstvrijstelling.

Achtergrond van het knelpunt

Sinds 1 januari 2022 zijn de verliesverrekeningsregels in de vennootschapsbelasting aangepast. Verliezen zijn onbeperkt voorwaarts verrekenbaar, maar er geldt een beperking op de omvang van verliesverrekening in winstgevende jaren: tot € 1 miljoen kunnen verliezen volledig worden verrekend, terwijl daarboven verliezen slechts verrekenbaar zijn tot 50% van de resterende winst. Hiermee wordt bereikt dat een belastingplichtige in een jaar waarin de belastbare winst hoger is dan € 1 miljoen altijd vennootschapsbelasting is verschuldigd. Deze verliesverrekeningsregels kunnen in samenhang met andere regelingen onwenselijk uitpakken. Een voorbeeld hiervan is de samenloop tussen de verliesverrekeningsregels en de kwijtscheldingswinstvrijstelling.

Kwijtschelding van schulden door een crediteur vindt doorgaans plaats in het kader van een herstructurering of in het geval van het sluiten van een (onderhands) akkoord. Voor zover een kwijtschelding zakelijk is, leidt dit bij de debiteur in beginsel tot een belastbare bate. De vennootschapsbelasting kent echter een regeling op grond waarvan de winst als gevolg van deze kwijtschelding onder voorwaarden wordt vrijgesteld van vennootschapsbelasting bij de debiteur. Dit betreft de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Van belang voor toepassing van de vrijstelling is dat de kwijtscheldingswinst enkel is vrijgesteld voor zover deze hoger is dan de aanwezige verrekenbare verliezen uit voorgaande jaren en het verlies in het jaar van de kwijtschelding.

Onwenselijke samenloop

Samenloop van de huidige verliesverrekeningsregels met de kwijtscheldingswinstvrijstelling leidt ertoe dat vennootschapsbelasting kan worden verschuldigd bij kwijtschelding, dit hebben auteurs behandeld in een eerdere bijdrage voor dit blad.[1] De daar besproken samenloop is onwenselijk aangezien de kwijtscheldingswinstvrijstelling juist bedoeld was om te voorkomen dat belastingheffing de herstructurering van ondernemingen belemmert. Deze uitkomst is niet in overeenstemming met het doel van de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Immers vanwege het ontbreken van een samenloopregeling tussen de kwijtscheldingswinstvrijstelling en de verliesverrekeningsregels zullen crediteuren hun kwijtschelding moeten bruteren aangezien er meer zal moeten worden kwijtgescholden doordat de debiteur vennootschapsbelasting verschuldigd wordt vanwege de kwijtschelding. Echter, het gedeelte ter grootte van de extra kwijtschelding is ook weer gedeeltelijk belast. Deze ongewenste samenloop kan in de praktijk obstakels opleveren bij het sluiten van een akkoord en het bewerkstelligen van een succesvolle doorstart van de activiteiten van de onderneming.

Tijdens de parlementaire behandeling van de introductie van de nieuwe verliesverrekeningsregels is deze ongewenste samenloop al gesignaleerd. De Staatssecretaris van Financiën erkende het probleem, maar stelde dat dit in lijn is met de doelstelling om bedrijven met winstgevende activiteiten in Nederland vennootschapsbelasting te laten betalen. Hier is de Staatssecretaris op teruggekomen[2] en dat heeft geleid tot de volgende voorgestelde maatregel.

Voorgestelde maatregel in het Belastingplan 2025

Op grond van het wetsvoorstel behoren voordelen die ontstaan door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten (“kwijtschelden”) door schuldeisers niet tot de winst, voor zover deze voordelen groter zijn dan het totaal van de verliezen in het jaar van de kwijtschelding en de te verrekenen verliezen uit het verleden.[3] Als de verrekenbare verliezen uit het verleden meer dan € 1 miljoen bedragen, geldt deze regeling alleen voor het deel van de kwijtscheldingswinst dat de verliezen in het jaar van kwijtschelding overschrijdt. Daarmee wordt gericht voorkomen dat een situatie zich kan voordoen waarin de kwijtscheldingswinst niet is vrijgesteld door de aanwezigheid van verrekenbare verliezen, terwijl deze verliezen tegelijkertijd niet volledig met de kwijtscheldingswinst kunnen worden verrekend.

In situaties waarin de verliezen uit het verleden hoger zijn dan € 1 miljoen, worden de verrekenbare verliezen verminderd met het bedrag aan kwijtscheldingswinst dat niet tot de winst behoort. Dit gebeurt in chronologische volgorde, waarbij de oudste verliezen als eerste worden verminderd. Daarnaast wordt in het wetsvoorstel een aanpassing gedaan aan bepaling inzake de vaststelling van een voorwaarts verrekend verlies.[4] Deze aanpassing maakt het mogelijk om in de toekomst bezwaar te maken tegen de vermindering van verliezen uit het verleden, als blijkt dat verliezen kunnen worden verrekend met de belastbare winst in een later jaar.

Voor situaties met te verrekenen verliezen tot een maximum van € 1 miljoen blijft het huidige systeem gelden. Dit valt te begrijpen omdat in deze situaties geen ongewenste samenloop tussen de verliesverrekeningsregels en de kwijtscheldingswinstvrijstelling optreedt. Doordat de voorgestelde maatregel alleen gevolgen heeft voor situaties met te verrekenen verliezen van meer dan € 1 miljoen blijft de doorwerking naar andere wettelijke bepalingen waarvoor de omvang van de winst van belang is, zoals de generieke renteaftrekbeperking[1], beperkt.

Om de maatregel te illustreren volgt hier een voorbeeld[2]:

X BV heeft een schuld van € 6 miljoen aan haar leveranciers. Bij de leveranciers zijn de schuldvorderingen niet voor verwezenlijking vatbare rechten. De leveranciers schelden de schuldvordering kwijt. Het verlies dat X BV in het jaar van de kwijtschelding overigens heeft geleden bedraagt € 0,5 miljoen. De nog te verrekenen verliezen uit voorgaande jaren bedragen bij X BV € 4 miljoen. De impact van de maatregel laat zien dat de kwijtschelding niet tot belastbare winst leidt als de in zwaar weer verkerende vennootschap nog verrekenbare verliezen heeft:

 

Huidig systeem Voorgesteld systeem
Kwijtscheldingswinst 6 mio  6 mio
Verrekenbare verliezen Verliezen  -/- 4 mio -/- 4 mio
Verlies in het jaar van prijsgeven  -/- 0,5 mio -/- 0,5 mio
Kwijtscheldingswinstvrijstelling  1,5 mio

(6 mio – 0,5 mio – 4 mio)

 5,5 mio

(6 mio – 0,5 mio)

Belastbare winst  4 mio

(6 mio – 1,5 – 0,5 mio)

 Nihil

(0,5 mio – 0,5 mio)

Verliesverrekening  -/- 2,5 mio

(1 mio + 50% van 3 mio)

 Nihil[3]
Belastbaar bedrag  1,5 mio  Nihil
Resterende verrekenbare verliezen -/- 1,5 mio  Nihil

 

Voor situaties met te verrekenen verliezen tot en met € 1 miljoen blijft de huidige systematiek gelden. Hiervoor een soortgelijk voorbeeld, zij het dat het verlies geen € 4 miljoen bedraagt maar € 0,5 miljoen:

 

Voorbeeld van te verrekenen verliezen tot 1 mio  
Kwijtscheldingswinst  6 mio
Verrekenbare verliezen Verliezen  -/- 0,5 mio
Verlies in het jaar van prijsgeven  -/- 0,5 mio
Kwijtscheldingswinstvrijstelling  5 mio

(6 mio – 0,5 mio – 0,5 mio)

Belastbare winst  0,5 mio

(1 mio – 0,5 mio)

Verliesverrekening  0,5
Belastbaar bedrag  Nihil
Resterende verrekenbare verliezen -/- 0,5 mio

 

Het is goed om te zien dat is geluisterd naar de kritiek op de samenloop tussen de kwijtscheldingswinstvrijstelling en de verliesverrekeningsregels en dat wordt voorgesteld om deze ongewenste samenloop aan te passen.  De voorgestelde aanpassingen kennen overigens geen terugwerkende kracht. De praktijk zal in het resterende gedeelte van het jaar 2024 hier rekening mee moeten houden bij de aanbieding en totstandkoming van kwijtscheldingsakkoorden.

Bekijk hier de publicatie in HERO 2024 / P-030.

[1] Artikel 15b Wet Vpb

[2] Belastingplan 2025, p. 206 e.v.

[3] Er vindt geen verliesverrekening plaats. De  verrekenbare verliezen worden wel verminderd met het bedrag aan kwijtscheldingswinst dat niet tot de winst behoort. De verrekenbare verliezen gaan in dit voorbeeld van 4 mio naar Nihil.

[1] Stokmans en Bekkers, ‘Ongewenste samenloop tussen de kwijtscheldingswinstvrijstelling en verliesverrekening vanaf 2022’, HERO 2022 / P-040.

[2] Derde fiscale beleid- en uitvoeringsagenda, 16 april 2024.

[3] Net zoals in de huidige regeling, wordt met kwijtschelding gelijkgesteld het niet afdwingbaar worden van een vordering door een faillissement.

[4] Artikel 21a, derde lid, van de Wet Vpb

Terug
Aanpassing kwijtscheldingwinstvrijstelling n.a.v. Belastingplan 2025