Contouren adequate pensioenregeling payrollkrachten concreet
De Wet arbeidsmarkt in balans (de Wab) eist dat een payrollwerkgever zorg draagt voor een adequate pensioenregeling voor de payrollwerknemer. Dat komt te staan in artikel 8a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (de Waadi). Wanneer een pensioenregeling nu adequaat is, beschreven de Wab en Waadi nog niet uitputtend. Nu is er op dit punt meer duidelijkheid. Een uitwerking is in concept voorgelegd ter internetconsultatie. Hieronder een toelichting. Het geeft payrollwerkgevers, inleners en ook pensioenuitvoerders een beeld van de voorgenomen verplichtingen.
In de Wab, aangenomen door de Tweede Kamer op 5 februari 2019, is duidelijk gemaakt dat in ieder geval de volgende pensioenregeling voor payrollkrachten adequaat is:
- Optie 1: er is in ieder geval sprake van een adequate pensioenregeling indien voor payrollkracht dezelfde basispensioenregeling geldt voor werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de inlener.
- Optie 2: indien de inlener geen werknemers in dienst heeft in een gelijke of gelijkwaardige functie, dan is een adequate pensioenregeling dezelfde basispensioenregeling als voor de werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in de sector waarin de inlener werkzaam is.
Ook was in de Wab al duidelijk dat er nog een nadere regeling zou komen waarin wordt beschreven wat een alternatieve optie 3 zou zijn. De contouren van die derde optie zijn er nu. Zij komen neer op het volgende.
Er is ook sprake van een adequate pensioenregeling indien voor de payrollkracht een pensioenregeling geldt:
- die voorziet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen en geen wachttijd of drempelperiode kent; en
- waarbij de werkgeverspremie minimaal 13.6% bedraagt van de som van de pensioengrondslag van de payrollkrachten die door de payrollwerkgever ter beschikken worden gesteld en recht hebben op een pensioenregeling vanwege optie 1 en 2.
Deze aanpak kan tot gevolg hebben dat de werkgeversbijdrage in de pensioenpremie boven de gestelde fiscale grenzen uitgaat. De payrollwerkgever mag dan minder premie betalen, waardoor de payrollkracht dus ook minder pensioen opbouwt maar zijn pensioenopbouw wel binnen de fiscale kaders blijft. Het verschil in premie dient de payrollwerkgever als loon uit te betalen. De minimum werkgeverspremie mag de payrollwerkgever niet doorberekenen aan de payrollkracht.
Deze regeling vraagt om sluitende afspraken tussen payrollwerkgever en inlener, maar ook om een heldere communicatie met de payrollkracht. Tegen die achtergrond wordt de inlener ook wettelijk verplicht verplicht aan de payrollwerkgever de relevante informatie over pensioen ter beschikking te stellen. Het is goed in beeld te hebben welk van deze drie opties onder welke vooraarden te hanteren. Deze wetgeving is overigens nog niet in werking getreden en kan wijzigen.
De definitieve verplichtingen voor payrollwerkgevers en payrollwerknemers, inleners en ook pensioenuitvoerders die te maken hebben aangesloten werkgevers waar payrollkrachten werken staan nog niet vast. Wij monitoren de ontwikkelingen en adviseren u daarover graag, ook over eventueel te treffen voorbereidingen. Zie over de Wab in het algemeen ook deze en deze bijdragen.
Zie hier 6 voorbeelden van hoe dit systeem van een adequate pensioenregeling volgens het kabinet in de praktijk zal uitwerken.