Buitenlandse werknemers kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor de 30%-regeling. Als deze regeling wordt toegekend kan de werkgever een deel van het loon als onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten uitbetalen. De werkgever kan er ook voor kiezen om de werkelijke extraterritoriale kosten te vergoeden. Tot 2024 werd de onbelaste vergoeding vastgesteld op 30% van het loon. Vanaf 2024 wordt de hoogte van de onbelaste vergoeding afgebouwd van 30% gedurende de eerste 20 maanden, naar 20% voor de volgende 20 maanden en vervolgens naar 10% voor de overige maanden. Deze afbouwregeling heeft tot gevolg dat het netto inkomen van de werknemer lager wordt.
Er geldt een overgangsregeling voor werknemers die over december 2023 reeds een 30%-vergoeding ontvingen. Voor deze werknemers geldt de afbouwregeling niet. Het is belangrijk om werknemers die wel onder de nieuwe regeling vallen te wijzen op de afbouw van de onbelaste vergoeding en op het feit dat als gevolg daarvan het netto inkomen gedurende de looptijd van de 30%-regeling lager wordt.
Een door de Eerste Kamer aangenomen motie (kst-36418-Z) verzoekt de regering de voorgenomen evaluatie van de 30%-regeling naar voren te halen en op basis van deze evaluatie in het Belastingplan 2025 met een alternatief voorstel te komen dat minder schadelijk uitpakt voor de economie. De huidige versobering kan dus (geheel of gedeeltelijk) worden teruggedraaid via een wetswijziging die op 1 januari 2025 ingaat.