Op 13 oktober nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel Tijdelijke wet maatregelen Covid-19, ook wel de coronawet genoemd, aan. Het wetsvoorstel heeft betrekking op de maatregelen ter bestrijding van de Covid-19-pandemie. De Coronawet dient ter vervanging van de noodverordeningen waarin de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus op dit moment zijn vastgelegd. Op 27 oktober 2020 heeft de Eerste Kamer ook ingestemd met de Coronawet.
Wat betekent de coronawet voor het arbeidsrecht?
De Coronawet verplicht de werkgever zorg te dragen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers. De werkgever dient in dat kader een beleid te voeren dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. Deze zorgplicht rust ook op de werkgever met betrekking tot de risico’s die werknemers lopen in verband met het coronavirus. De werkgever dient de werknemers zo goed als mogelijk te beschermen tegen besmettingsgevaar.
Op basis van richtlijnen van de GGD, het RIVM en van overheidswege gestelde voorschriften dient de werkgever adequate (bedrijfsspecifieke) maatregelen te treffen. De Inspectie SZW fungeert hierbij als toezichthouder en treedt bij overtredingen handhavend op. De Inspectie SZW heeft in dat kader meerdere instrumenten tot haar beschikking, zoals waarschuwingen, boetes en stilleggingen (bedrijfssluiting).
Op grond van de Coronawet wordt de Arbeidsomstandighedenwet uitgebreid waardoor de Inspectie SZW de bevoegdheid krijgt het gehele werk, een onderdeel van het werk of bepaalde werkzaamheden binnen een bedrijf onmiddellijk stil te leggen indien (wettelijke) maatregelen, die de kans op verspreiding van het coronavirus gezien de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening kunnen beperken, in ernstige mate niet worden getroffen door de werkgever. Voor een werkgever was het al van belang de nodige maatregelen te treffen ter bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemers. De Coronawet onderstreept dat belang nog eens extra nu de Inspectie SZW op basis van die wet expliciet de bevoegdheid krijgt een nalatige werkgever te sanctioneren door middel van het stilleggen van bedrijfsactiviteiten.