De Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) voorziet in een uitgewerkt spoorboekje om een dwangakkoord tot stand te brengen buiten faillissement. Homologatie door de rechtbank betekent nog niet dat het akkoord ook is geïmplementeerd. In veel gevallen behelst implementatie van het akkoord nieuwe financieringsdocumenten en uitvoeringshandelingen, bijvoorbeeld voor de uitgifte van aandelen voor een debt for equity swap.
De WHOA onderkent dat uitvoeringshandelingen nodig kunnen zijn. Als nakoming van het akkoord onvoldoende is gewaarborgd, is dat een grond om homologatie te weigeren. De enige andere bepaling van de WHOA die ziet op de implementatie van het akkoord is artikel 370 lid 5 Fw dat bepaalt dat besluiten van de algemene vergadering (of een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding) niet nodig zijn en bepaalde artikelen van Boek 2 BW buiten toepassing verklaart (waarover later meer).
In deze bijdrage beschrijft Stefan van Rossum welke documentatie en uitvoeringshandelingen nodig (kunnen) zijn om een akkoord te implementeren. Hij gaat daarbij in op de grenzen die de WHOA stelt aan de inhoud van de documentatie. Ten slotte beschrijft hij een aantal mogelijke grondslagen voor het verrichten van uitvoeringshandelingen. Om een en ander inzichtelijker te maken, doet hij dat aan de hand van een fictieve casus.