De verordening betreffende natuurherstel (“Natuurherstelverordening”) is een controversieel Europees wetsvoorstel waar zowel voor- en tegenstanders een felle campagne over voerden.[1] Nadat de Natuurherstelverordening op 17 juni 2024 is aangenomen, is de Natuurherstelverordening op 18 augustus inwerking getreden. Hierdoor moet het nieuwe kabinet-Schoof uitvoering geven aan de verplichtingen uit de Natuurherstelverordening.
Ecosysteem-verplichtingen
De Natuurherstelverordening bevat verschillende verplichtingen voor natuurherstel die aan specifieke ecosystemen en soorten verbonden zijn. Concreet vereist de Natuurherstelverordening dat de Lidstaten in 2030 maatregelen hebben getroffen om ten minste 30% van het oppervlakte dat niet in goede staat verkeert, te herstellen.[2] In 2025 moet dit 90% zijn. Deze regels gelden niet alleen voor Natura 2000-gebieden, maar ook voor buiten Natura 2000-gebieden. Deze regels om de natuur te herstellen zien daarnaast niet alleen op natuurgebieden, maar bijvoorbeeld ook op stedelijke ecosystemen[3], rivieren[4] en landbouwecosystemen[5].
Betekenis voor Nederland
Uit een fiche volgde dat het kabinet-Rutte IV een “spanningsveld met andere grote maatschappelijke opgaven in het dichtbevolkte Nederland” voorzag. Dit spanningsveld ontstaat bij infrastructuur, woningbouw en het uitvoering geven aan de energietransitie. Uit een onderzoek van Arcadis naar de Natuurherstelverordening volgde onder andere dat de gevolgen op ruimtegebruik, sectoren en maatschappelijke opgaven groot zijn.[7] Volgens Arcadis zal uitvoering van maatschappelijke opgaven als woningbouw, energietransitie en infrastructuur, maar ook realisatie van kleinere projecten en ruimtelijke ontwikkelingen aanzienlijk beperkt kunnen worden door de Natuurherstelverordening.
Met de grote opgaven waar Nederland nu al voor staat, zoals bijvoorbeeld de huisvestingsproblematiek en de stikstofcrisis, is het niet verwonderlijk dat men grote opgaven voorziet en de Natuurherstelverordening grote invloed op de ruimtelijke ordening gaat hebben. Gelet op het Europese karakter van de Natuurherstelverordening en de verplichting om een nationaal herstelplan op te stellen, is het ook nog maar de vraag welke rol hier nog langer voor de provincies en gemeenten is weggelegd.
Het kabinet-Schoof is echter voornemens samen te werken binnen het Rijk en met medeoverheden om de natuurherstelopgave te verbinden met de energietransitie, de woningbouw-, bereikbaarheid-, water- en klimaatopgaven, het versterken van het verdienvermogen van de boer en bijvoorbeeld de multifunctioneel ruimtegebrek de uitbreidingsopgave van Defensie. Hierbij wordt actieve betrokkenheid van de betrokken sectoren, inclusief private financiering, gestimuleerd.[8]
Het kabinet-Schoof gaat aan de slag met een uitvoering van de Natuurherstelverordening door een nationaal herstelplan gericht op 2030 op te stellen.[9] Concrete plannen lijken echter nog niet aanwezig te zijn. Duidelijk is wel dat het kabinet, gelet op het spanningsveld tussen natuurherstel en bijvoorbeeld infrastructuur, woningbouw en de energietransitie, voor een lastige opgave staat. Het wordt interessant om te zien hoe de natuurherstelopgave gecombineerd gaat worden met de al bestaande uitdagingen. Wij kunnen u helpen deze uitdagingen in kaart te brengen.
[1] EenVandaag.nl, ‘Waarom is er zoveel strijd over de Europese natuurherstelwet? En andere vragen beantwoord’, 14 juni 2023; NOS.nl, ‘Akkoord over zwaarbevochten natuurherstelwet Europese Unie’, 10 november 2023.
[2] Artikel 4 en 5 Natuurherstelverordening.
[3] Artikel 6 Natuurherstelverordening.
[4] Artikel 7 Natuurherstelverordening.
[5] Artikel 9 Natuurherstelverordening.
[6] Voor een volledig overzicht van de juridische inhoud van de Natuurherstelverordening verwijzen wij u naar onze eerdere blog.
[7] Arcadis, ‘QuickScan Impact EU-Verordening Natuurherstel’, 2 mei 2023.
[8] Regeerprogramma. Uitwerking van het hoofdlijnenakkoord door het kabinet (13 september 2024), p. 52. Geraadpleegd via https://open.overheid.nl/documenten/ronl-f525d4046079b0beabc6f897f79045ccf2246e08/pdf.
[9] Regeerprogramma, p. 53.