5 min read

De onzekerheid voor werkgevers in de jungle van re-integratie straks verleden tijd?

6 May 2021

Onzekerheid gedurende de re-integratie van (langdurig) zieke werknemers; het is veel werkgevers niet vreemd. Twee jaar lang is het een weg vinden in de jungle van regels met betrekking tot ziekte om daarbij zo goed mogelijk te voldoen aan de re-integratieverplichtingen. Werkgevers willen op dit gebied op het advies van de bedrijfsarts kunnen vertrouwen, maar zelfs dat advies biedt geen zekerheid. Want ook indien het advies van de bedrijfsarts strikt wordt opgevolgd, kan de werkgever uiteindelijk een loonsanctie worden opgelegd, wanneer de verzekeringsarts van het UWV uiteindelijk tot een ander medisch oordeel komt dan de bedrijfsarts. Aan deze onzekerheid lijkt een einde te komen per 1 september 2021 met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet, dat het advies van de bedrijfsarts leidend maakt.

Re-integratie en RIV-toets

Werkgevers zijn verplicht om zieke werknemers gedurende een periode van 104 weken minimaal 70% van het loon door te betalen (tot een bepaald maximum), tenzij het contract van de werknemer eerder eindigt. Daarnaast hebben zowel de werkgever als de zieke werknemer gedurende deze 104 weken, op grond van de Wet verbetering poortwachter, de verplichting te werken aan de re-integratie om de werknemer terug te laten keren in het arbeidsproces. Werkgevers zijn verplicht zich hierbij te laten bijstaan door een arbodienst (een basisarts) of bedrijfsarts (een gespecialiseerd arts). Gemakshalve spreken wij hieronder over de bedrijfsarts. 

Wanneer het einde van de periode van 104 weken in zicht komt, kan de werknemer een aanvraag indienen voor een WIA-uitkering. Bij de aanvraag van deze WIA-uitkering zal de werknemer een re-integratieverslag (RIV) moeten overleggen aan het UWV. Hierin dienen de ondernomen re-integratie-inspanning door werkgever en werknemer te worden weergegeven. Het UWV beoordeelt vervolgens of de werkgever en werknemer samen voldoende re-integratie inspanningen hebben verricht (de RIV-toets). Als door de werkgever onvoldoende re-integratie inspanningen zijn verricht, kan het UWV een loonsanctie opleggen van maximaal 52 weken. De werkgever moet de werknemer dan gedurende 52 weken langer in dienst houden en doorbetalen tijdens ziekte. Het is voor de werkgever dus belangrijk om te zorgen dat voldoende re-integratie inspanningen zijn gedaan om de RIV-toets van het UWV te doorstaan. 

Onzekerheid: verschil van medisch inzicht

Werkgevers ervaren in de praktijk echter grote onzekerheid met betrekking tot het re-integreren van een zieke werknemer en de daaropvolgende RIV-toets. Het is als werkgever moeilijk in te schatten wanneer de re-integratie goed is opgepakt en of een langdurig zieke werknemer in het eigen bedrijf kan terugkeren of dat gekeken moet worden naar re-integratie elders, het zogenoemde tweede spoor. Daarnaast ervaren werkgevers onzekerheid met betrekking tot het advies van de bedrijfsarts. Strikte opvolging van dit advies betekent namelijk niet dat de werkgever gevrijwaard is van problemen. Ook dan kan geoordeeld worden dat de re-integratie inspanningen onvoldoende zijn geweest en kan een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting worden opgelegd van maximaal 52 weken. Daarvan zal sprake zijn als het UWV bij de RIV-toets tot de conclusie komt dat zij de inschatting van de bedrijfsarts over de re-integratie inspanningen niet deelt (een medisch verschil van inzicht). In de periode 2015 – 2017 was dit zelfs de hoofdreden van 12% van de opgelegde loonsancties. Aan deze onzekerheid lijkt een einde te komen met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet, dat per 1 september 2021 in werking treedt. 

Hoe werkt de RIV-toets nu?

Als genoemd, beoordeelt het UWV aan het einde van de loondoorbetalingsperiode op grond van het re-integratieverslag of de werkgever en de werknemer samen voldoende re-integratie-inspanning hebben verricht (de RIV-toets). Tijdens de RIV-toets kan een verzekeringsarts van het UWV een eigen medisch oordeel geven over de beperkingen en inzetbaarheid van de werknemer. Een verzekeringsarts hoeft niet in alle gevallen betrokken te worden bij de RIV-toets. 

Een verzekeringsarts dient in ieder geval ingeschakeld te worden bij de RIV-toets in geval de bedrijfsarts:

–       een medische urenbeperking heeft ingesteld;

–       geen re-integratiemogelijkheden zag of slechts marginale mogelijkheden aanwezig achtte gedurende de re-integratie;

–       een re-integratie belemmerend advies heeft gegeven.

Het eigen oordeel van de verzekeringsarts vormt een belangrijk element in het totaaloordeel van het UWV met betrekking tot de re-integratie inspanningen van beide partijen. Dit oordeel kan afwijken van het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer. Indien de verzekeringsarts van het UWV tot een ander oordeel komt dan de bedrijfsarts, dan is op dit moment het oordeel van de verzekeringsarts leidend. Het UWV concludeert in de meeste gevallen dat de re-integratieverplichtingen van de werkgever in dat geval niet voldoende zijn geweest, met als gevolg een loonactie voor de werkgever. Ondanks het feit dat de werkgever het advies van de bedrijfsarts heeft opgevolgd. Als genoemd leidt dit bij veel werkgevers tot onzekerheid, nu zij voor een succesvolle re-integratie op dit moment niet kunnen vertrouwen op het advies van de bedrijfsarts. 

Wat verandert er per 1 september 2021?

Met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet wordt het advies van de bedrijfsarts voortaan leidend bij de RIV-toets van het UWV. De verzekeringsarts zal dit advies niet langer beoordelen, wat voor meer zekerheid moet zorgen bij werkgevers. De maatregel heeft als gevolg dat de RIV-toets voortaan zal berusten op een arbeidsdeskundige beoordeling van het re-integratieverslag door het UWV. De arbeidsdeskundige zal beoordelen of werkgever en werknemer de re-integratie-inspanningen hebben gepleegd die passend zijn bij het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer. Op basis van dit oordeel zal het UWV per 1 september 2021 bepalen of de inspanningen voldoende zijn geweest of dat een verlening van de loondoorbetalingsverplichting wordt opgelegd. Het opleggen van loonsancties blijft derhalve mogelijk, maar de grondslag die ziet op een medisch verschil van inzicht tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts komt te vervallen met dit wetsvoorstel, wat hopelijk in de praktijk tot minder onzekerheid bij werkgevers zal leiden.