11 min read

De Richtlijn Platformarbeid nader beschouwd

27 December 2021

Met op dit moment 28 miljoen platformwerkers binnen de Europese Unie waarvan naar schatting 5,5 miljoen schijnzelfstandigen, komt het niet als een verrassing dat de Europese Commissie recentelijk een reeks maatregelen presenteerde ter verbetering van de positie van platformwerkers. Onderdeel van deze maatregelen is de concept richtlijn ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden van platformwerkers (de Richtlijn).

Deze Richtlijn heeft kort gezegd drie doelstellingen. Allereerst verzekeren dat platformwerkers de juiste  arbeidsstatus hebben en op grond daarvan toegang verkrijgen tot de toepasselijke werknemers- en socialezekerheidsrechten. Het tweede doel is het vergroten van de eerlijkheid, transparantie en verantwoordingsplicht van arbeidsplatforms bij het gebruik van algoritmen. Tot slot is het derde doel het vergroten van transparantie rondom platformwerk. Hierna volgt een verdere uitwerking van deze doelstellingen en wat dit betekent voor platforms en platformwerkers in Nederland. Ook delen we een aantal observaties over de mogelijke impact van de Richtlijn in Nederland.

Van belang is wel dat de Richtlijn door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie nog goedgekeurd dient te worden. Zodra de Richtlijn is goedgekeurd, hebben de lidstaten twee jaar de tijd om de Richtlijn in nationale wetgeving om te zetten. Het duurt dus nog even voordat de Richtlijn effect sorteert. Dat neemt uiteraard niet weg dat platforms alvast kunnen anticiperen op wat komen gaat. Bovendien valt niet uit te sluiten dat het kabinet -zoals geopperd in het rapport van de commissie Borstlap- eerder met nieuwe wetgeving komt en dat de rechtspraak zich op dit punt verder ontwikkelt.

De door de lidstaten te ontwikkelen wetgeving om de Richtlijn te implementeren, zal overigens moeten gelden ongeacht de vraag of het recht van die lidstaat van toepassing is. Dat betekent dat de regels de status zullen krijgen van voorrangsregels die gelden zodra er op het grondgebied van die lidstaat gewerkt wordt.  

Bepalen juiste arbeidsstatus: introductie rechtsvermoeden

De eerste doelstelling van de Richtlijn is  dat platformwerkers de juiste arbeidsstatus verkrijgen, namelijk als werknemer of zelfstandige. Het is volgens de Europese Commissie van groot belang dat er eenduidige criteria komen voor kwalificatie van de arbeidsstatus. Enerzijds zullen platformwerkers die als werknemer worden erkend, daardoor betere arbeidsvoorwaarden krijgen (op het gebied van onder meer gezondheid en veiligheid, minimumloon en opleidingsmogelijkheden). Aan de andere kant biedt het te introduceren systeem rechtszekerheid aan platforms waardoor ook echte zelfstandigen meer autonoom en onafhankelijk werkzaamheden kunnen verrichten. Verder zorgen eenduidige criteria voor een gelijk speelveld onder concurrenten.

Om de eerste doelstelling te realiseren, introduceert de Richtlijn een rechtsvermoeden op basis waarvan het bestaan van een arbeidsovereenkomst wordt aangenomen als het platform het werk van de platformwerker controleert. Controle van het platform op de platformwerker is daarmee een cruciaal begrip. Wat onder controle wordt verstaan, is nader uitgewerkt in vijf -naar verluidt limitatieve- criteria. Als ten minste aan twee van de vijf criteria wordt voldaan, dan is sprake van controle. De controlecriteria zijn als volgt

i)              het platform bepaalt of maximeert de beloning van de platformwerker;

ii)             het platform bepaalt voorschriften voor platformwerkers met betrekking tot uiterlijk, gedrag tegenover een klant en uitvoering van werk;

iii)            het platform houdt toezicht op de uitvoering van het werk of controleert de kwaliteit van de resultaten (onder meer met elektronische middelen);

iv)            het platform beperkt de vrijheid van platformwerkers om het werk te organiseren (met name ten aanzien van werktijden of afwezigheid), het aanvaarden/weigeren van taken en het zorgen voor vervanging;

v)             het platform beperkt platformwerkers in het opbouwen van een eigen klantenbestand en het verrichten van nevenwerkzaamheden. 

Het rechtsvermoeden kan door het platform worden weerlegd, waarbij het platform dient te bewijzen dat geen sprake is van een arbeidsverhouding. Ook een platformwerker kan het rechtsvermoeden weerleggen indien hij meent een (echte) zelfstandige te zijn. Lidstaten moeten ervoor zorgen dat platforms de benodigde informatie voor de beoordeling toegankelijk maken.

Met de introductie van een rechtsvermoeden voor platformwerkers, volgt de Europese Commissie overigens het voorstel van de commissie Borstlap dat door ons toenmalige kabinet werd ondersteund. 

Reikwijdte van het rechtsvermoeden

De definitie van een ‘digitaal arbeidsplatform’ in de Richtlijn bestrijkt iedere natuurlijke of rechtspersoon die (gedeeltelijk) op afstand via elektronische middelen (zoals een website of app) een commerciële dienst aanbiedt op verzoek van een afnemer. Van deze aangeboden dienst, dient de organisatie van de door individuele platformwerkers verrichte arbeid, een noodzakelijk en essentieel onderdeel te zijn ongeacht waar die arbeid wordt verricht (online of op een bepaalde locatie). Van de definitie zijn uitgezonderd platforms die zich hoofdzakelijk ten doel stellen activa te exploiteren of delen, zoals bijvoorbeeld Airbnb en Booking.com.  

Daarnaast is ook ‘platformwerk’ kort gezegd gedefinieerd als via een digitaal arbeidsplatform georganiseerde arbeid, die op basis van een contractuele relatie tussen het digitale arbeidsplatform en de platformwerker wordt verricht. Het maakt daarbij niet uit of daarnaast een contractuele relatie bestaat tussen de platformwerker en de afnemer van de dienst.  

Verder is relevant de definitie van ‘platformwerker’. Dit is iedere persoon die platformwerk verricht en die een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding heeft naar het recht van de desbetreffende lidstaat en met inachtneming van de jurisprudentie van het Hof van Justitie. 

Welke platforms krijgen te maken met het rechtsvermoeden?

Interessant is dat de Richtlijn een brede definitie voor digitaal arbeidsplatform en platformwerk hanteert. Dat betekent dat daarvan al snel sprake zal zijn. Wat ons betreft vallen platforms als Deliveroo en Uber zeer zeker onder deze definities omdat zij een dienst aanbieden op verzoek van afnemers waarvan de verrichte arbeid een noodzakelijk en essentieel onderdeel is.

Ook platforms als Temper en Helpling, welke platforms arbeid aanbieden aan afnemers maar welke arbeid onder leiding en toezicht van een afnemer wordt verricht, kunnen wat ons betreft onder de definitie van digitaal arbeidsplatform vallen. Als sprake is van een uitzendbureau, hetgeen volgens het Hof Amsterdam bij Helpling aan de orde is, zal ook sprake zijn van platformwerk omdat er in dit geval een contractuele relatie tussen het platform en de platformwerker bestaat. De interessante vervolgvraag voor platforms als Temper en Helping is of wordt voldaan aan de vraag of het platform het werk van de platformwerker controleert. Daarvoor zijn de criteria zoals hiervoor omschreven relevant. Als het platform de beloning maximeert of bepaalt (hetgeen vaak aan de orde is), bepaalde voorschriften geeft met betrekking tot uiterlijk of gedrag ten opzichte van een klant (denk aan een verklaring van goed gedrag), de kwaliteit van het werk controleert (bijvoorbeeld door een ‘sterrenbeoordeling’ aan het einde van een klus) dan is al sprake van toepasselijkheid van het rechtsvermoeden (twee van de hiervoor genoemde vijf criteria zijn al voldoende om het rechtsvermoeden van toepassing te laten zijn).

Arbeidsverhouding

Interessant is nog dat de Richtlijn een onderscheid maakt tussen een arbeidsovereenkomst en een arbeidsverhouding. Met het rechtsvermoeden zou in ieder geval van een arbeidsverhouding uitgegaan moeten worden. Het is de vraag of dit ook kwalificeert als een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht op grond waarvan het Nederlandse systeem van werknemersbescherming van toepassing is. Mogelijk biedt de Richtlijn de Nederlandse wetgever ruimte voor implementatie van een soort van tussencategorie ‘werkers’ die bepaalde rechtsbescherming kunnen genieten (zoals wat betreft arbeidsomstandigheden en minimumloon), maar niet de volledige werknemersbescherming. Zo wordt in de Richtlijn niet letterlijk benoemd dat voor platformwerkers ook het ontslagrecht geldt, wel wordt gesproken over werknemersbescherming. Met de aanstaande consultatie zal mogelijk duidelijk worden wat exact de bedoeling is geweest van de Europese wetgever. 

Algoritmes en informatieverplichtingen

Een tweede doelstelling van de Richtlijn is om het gebruik van algoritmes door platforms eerlijker, transparanter en verantwoordelijker te maken. De Europese Commissie constateert dat veel platforms gebruik maken van algoritmes om vraag en aanbod van werk bijeen te brengen. Deze algoritmes worden tevens ingezet om taken van platformwerkers te verdelen en prestaties te monitoren, evalueren en belonen. Denk daarbij aan het algoritme van Deliveroo, dat goed presterende bezorgers en bezorgers die zich vooraf aanmelden voor een bezorgsessie een grotere kans geeft om (gewilde) bezorgingen te doen (het ‘priority access’ systeem). Ook geeft het algoritme van Deliveroo bezorgers een bonus wanneer zij een X aantal bezorgingen voltooien.

Algoritmes zoals die van Deliveroo hebben een significante invloed op de arbeidsomstandigheden voor platformwerkers. De Europese Commissie acht het daarom van groot belang dat duidelijk is hoe de algoritmes werken, bijvoorbeeld voor wat betreft de allocatie van werk en bonussen en het opleggen van sancties. Platformwerkers moeten de mogelijkheid krijgen om beslissingen die het algoritme maakt te begrijpen en bevragen. Die laatste ontwikkeling zien we ook terug in privacywetgeving, waarin betrokkenen het recht wordt gegeven op menselijke tussenkomst bij automatisch gegenereerde beslissingen die hen aangaan.

Om de tweede doelstelling te kunnen realiseren, kent de Richtlijn de volgende rechten toe aan platformwerkers:

i)              het platform is verplicht om platformwerkers te informeren over de werking van het algoritme dat wordt gebruikt. In elk geval moeten platformwerkers weten welke acties worden gemonitord, geëvalueerd en beloond en op welke gronden automatische beslissingen worden gegenereerd, bijvoorbeeld over de verdeling van het werk.

ii)             het algoritme mag geen persoonlijke data verwerken die niet strikt noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de platformarbeid, zoals bijvoorbeeld over de fysieke of mentale gesteldheid van de platformwerker.

iii)            het platform is verplicht om de uitkomsten van het algoritme en de uitwerking daarvan op de arbeidsomstandigheden op regelmatige basis te laten toetsen door een gekwalificeerde medewerker. Indien een bepaalde uitkomst impact heeft op de arbeidsomstandigheden van een platformwerker, dan heeft de platformwerker bovendien het recht deze uitkomst te bespreken met deze medewerker. Als de uitkomst is dat het account van een platformwerker wordt geschorst of beëindigd of geen betaling plaatsvindt voor een uitgevoerde taak, dan moet het platform dit schriftelijk toelichten.

iv)            Als een algoritme wordt aangepast of vervangen, dan moet dit worden besproken met de platformwerkers of hun vertegenwoordigers. Dit met het doel om de sociale dialoog over platformarbeid en de arbeidsomstandigheden te blijven voeren.

De Richtlijn heeft als derde en laatste doelstelling om de transparantie over platformwerk te vergroten. Daartoe worden platforms verplicht om werk dat wordt verricht door platformwerkers in een lidstaat te rapporteren aan de bevoegde autoriteit. Zo krijgt de lidstaat inzicht in (de hoeveelheid) werk dat wordt verricht voor buitenlandse platforms en onder welke voorwaarden en omstandigheden dat gebeurt.

Wij verwachten dat de genoemde verplichtingen de platforms zwaar zullen vallen. Uiteraard is tijd en een deugdelijke administratie nodig om de uitleg- en informatieverplichtingen na te komen, maar platforms hebben vermoedelijk meer moeite met het openbaren hoe hun algoritme werkt. Bij veel platforms vormt het algoritme de kern van het business model en behoort de werking van het algoritme tot de belangrijkste bedrijfsgeheimen. Zij zullen niet graag zien dat deze informatie bij hun concurrenten terecht komt. Als de werking van het algoritme complex is, is bovendien de vraag hoe eenvoudig het is voor platforms om de uitleg- en informatieverplichtingen na te komen. Dat laat echter onverlet dat wat ons betreft de maatregelen een aanzet zijn voor een eerlijker, transparanter en verantwoordelijker model, waar de platformwerkers waarschijnlijk wel bij varen.

Tot slot

Met de Richtlijn slaat de Europese Commissie een richting in die rechters in binnen- en buitenland al eerder insloegen: veel platformwerkers zijn werknemers en geen zelfstandigen en zij verdienen daarom meer (sociale) bescherming. De algoritmen die platforms gebruiken worden gezien als een vorm van modern werkgeversgezag. De flexibiliteit, die overigens ook door een groep platformwerkers wordt omarmd, neemt af.

Bestaande platforms kunnen aan de hand van de controlecriteria al nagaan of het algoritme dat zij gebruiken wordt gezien als een vorm van modern werkgeversgezag. Als daarvan sprake is, zouden platforms al voorbereidingen kunnen treffen voor de toekomst, door bijvoorbeeld het business model onder de loep te nemen en na te denken over de arbeidsvoorwaarden van platformwerkers. Zo kunnen platforms zich vroegtijdig en op een goede manier proberen te onderscheiden van hun concurrenten.

Wij denk daar uiteraard graag over mee.