Op 10 december 2021 heeft de demissionaire staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (de staatssecretaris) de Tweede Kamer (TK) met een Kamerbrief geïnformeerd over de waterstofmarkt (de Kamerbrief).
Reden voor de Kamerbrief zijn de kamervragen die, onder andere, betrekking hebben op de wijze waarop publieke belangen worden geborgd bij de beleidsagenda waterstof en in het bijzonder de marktordening en marktontwikkeling van waterstof.
De staatssecretaris behandelt de vragen en onduidelijkheden aan de hand van de volgende onderwerpen:
(i) de ordening rondom transport van waterstof en de relatie tussen overheid en bedrijfsleven;
(ii) de ordening van de waterstof(productie)markt;
(iii) de marktontwikkeling voor waterstof en het beleid in Nederland en de Europese Unie dat erop is gericht om van grote volumes groene waterstof beschikbaar te maken door opschaling van elektrolyse en import; en de samenhang met de EED en de rol die waterstof kan spelen in verduurzaming van de agro sector.
Nu er binnen afzienbare tijd een nieuw kabinet zal aantreden, benadrukt de staatssecretaris dat voor bepaalde onderwerpen slechts aanbevelingen kunnen worden gedaan aan het nieuwe kabinet. Op enkele bestaande beleidspunten is het wel mogelijk om een concretisering aan te brengen.
Hieronder zullen we kort ingaan op de belangrijkste overwegingen uit de Kamerbrief ten aanzien van de voorgestelde aanpassingen en aanbevelingen met betrekking tot de hiervoor genoemde onderwerpen.
Transport van waterstof
landelijk waterstoftransportnet
Het kabinet heeft in de kabinetsvisie waterstof toegezegd de toekomstige marktordening voor waterstof te onderzoeken. Marktordening omvat (zo wordt in de Kamerbrief aangegeven) ‘het geheel aan regels en wetten dat bepaalt welke partijen (publiek en privaat) onder welke voorwaarden (regels, regulering) op een markt actief mogen zijn of mogen toetreden, alsmede welke rechten en plichten eindafnemers hebben’. Van belang is dat de overheid via marktordening de ontwikkeling of het functioneren van de desbetreffende markt kan bijsturen zodat de daarmee gemoeide publieke belangen voldoende geborgd zijn.
Ten aanzien van de marktordening voor het transport van waterstof is van belang dat sprake is van hoge drukleidingen. De staatssecretaris geeft aan dat het, om de publieke belangen (zoals de grote volumes waterstof die moeten worden getransporteerd, en de leveringszekerheid en betaalbaarheid van waterstof) voldoende te kunnen borgen, noodzakelijk is dat het waterstoftransportnet als één integraal landelijk netwerk wordt ontwikkeld en gaat functioneren (zowel technisch, operationeel als functioneel). Dat betekent volgens de staatssecretaris dat het logisch zou zijn dat een volgend kabinet ervoor zal kiezen de ontwikkeling, het eigendom en beheer (waaronder de exploitatie) van het landelijk waterstoftransportnet in publieke handen bij Gasunie te beleggen en die rol op te nemen in wet- en regelgeving. In de regelgeving moeten eisen en voorwaarden worden gesteld aan de wettelijke taak voor Gasunie, en moeten regels worden opgenomen over derdentoegang en over het in rekening brengen van (redelijke) tarieven.
Aanleg en beheer waterstofnetten door regionale gasnetbeheerders
De staatssecretaris gaat in de Kamerbrief ook in op het transport van waterstof via lage drukleidingen. Voor dergelijke netten (vooral bestemd voor levering van waterstof aan de gebouwde omgeving) is een wijziging van de Gaswet in voorbereiding die het mogelijk moet maken dat bestaande regionale gasnetbeheerders binnen afgebakende demonstratieprojecten waterstofnetten mogen aanleggen en beheren, inclusief het hergebruik van bestaande leidingen. N.B. Zie hierover de op 15 december 2021 gepubliceerde internetconsultatie van het concept wetsvoorstel ‘Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie’ waarin onder meer wijzigingen van art. 10 Gaswet (dat ziet op de aansluittaak van de netbeheerder) en de Omgevingswet (uitbreiding bevoegdheid gemeente) worden voorgesteld.
In de concept Memorie van Toelichting bij het concept wetsvoorstel wordt het volgende gesteld. “Gassen die niet gelijkwaardig zijn aan methaan (zoals ruw biogas en waterstof) vallen buiten de definitie van gas in de Gaswet. Een gemeente kan ervoor kiezen om het gebruik van gas uit te sluiten en gebruik van een andere gassoort (bijvoorbeeld waterstof) toe te staan. In dat geval ligt het voor de hand dat de leidingen in het gebied worden losgekoppeld van het landelijke gasnet, waardoor er een andere gassoort door de leidingen kan. De verwachting is echter dat waterstof in de periode tot 2030 nog geen significante rol kan spelen bij het verduurzamen van de gebouwde omgeving.”
Reeds bestaande waterstoftransportnetten
Tot slot merkt de staatssecretaris op dat over (reeds bestaande) ‘commerciële’ waterstoftransportnetten in particuliere handen een gezamenlijk Europees standpunt moet worden ingenomen als het gaat om eventuele regulering.
Productie van waterstof
Elektrolyse
Ten aanzien van waterstofproductie (waaronder elektrolyse) geeft de staatssecretaris aan dat dit een commerciële activiteit betreft, die is voorbehouden aan private partijen. De staatssecretaris verwacht dat er een mondiale waterstofmark zal komen. Alleen als op termijn blijkt dat marktpartijen onvoldoende voortvarend investeren in elektrolysers, zou een volgend kabinet kunnen overwegen om netwerkbedrijven (tijdelijk!) onder voorwaarden elektrolyse-activiteiten te laten ontwikkelen (ook om elektrolyse een bredere systeemfunctie te laten spelen (bijvoorbeeld door netten te ontlasten en langdurige opslag te bieden).
Nevenactiviteiten
Verder wordt in de Kamerbrief verduidelijkt dat elektrolyse een productieactiviteit is. Het is volgens de staatssecretaris dan ook niet wenselijk dat netwerkbedrijven elektrolyse-installaties aanleggen, beheren of exploiteren, ook niet via joint ventures of minderheidsdeelnemingen. Dit in tegenstelling tot de overwegingen van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in haar Leidraad ‘Netwerkbedrijven en alternatieve energiedragers. De ACM heeft daarin onder meer gesteld dat, gelet op de bestaande wetgeving over nevenactiviteiten, netwerkbedrijven bij het aangaan van minderheidsdeelnemingen niet gebonden zijn aan de limitatieve opsomming van toegestane nevenactiviteiten in de Gas- en de Elektriciteitswet. Een volledige reactie van de staatssecretaris op voornoemde Leidraad van de ACM volgt binnenkort.
Systeemfunctie van waterstof
Zoals aangegeven gaat de staatssecretaris in op de (bredere) systeemfunctie van elektrolyse in een geïntegreerd energiesysteem, bijvoorbeeld wanneer de geproduceerde waterstof vervolgens wordt opgeslagen. Wanneer private partijen het ontwikkelen van elektrolysers onvoldoende snel oppakken, kan een volgend kabinet overwegen om netwerkbedrijven ruimte te bieden om elektrolyse installaties te ontwikkelen. Deze rol zou dan wel tijdelijk moeten zijn, aldus de staatssecretaris. Bovendien zou kunnen worden gekeken naar een rol voor EBN.
Relatie tussen overheid en bedrijven
Realisatie van grootschalige energie-infrastructuurprojecten zoals een landelijk transportsysteem voor waterstof zou (zo heeft ook de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord-Infrastructuurprojecten geadviseerd) coördinatiefalen in de hand werken. Hierdoor kan infrastructuur niet (tijdig) worden aangelegd of onvoldoende toekomstbestendig worden aangelegd.
De staatssecretaris benadrukt dat het kabinet heeft aangegeven de regie te willen nemen om het coördinatievraagstuk rondom de ontwikkeling van de waterstofketen te doorbreken; er bestaat een wederzijdse afhankelijkheid tussen vraag, aanbod, opslag en transport van waterstof.
Subsidiëring van waterstofproductieprojecten
De staatssecretaris benadrukt de ambitie van de verwezenlijking van 500MW aan koolstofarme waterstofproductieprojecten in 2025 (zoals, onder andere, in het Klimaatakkoord is neergelegd) en 3GW tot 4GW in 2030. Om deze ambitie te kunnen verwezenlijken is de staatssecretaris voornemens om productiesubsidies (in plaats van stimulering van de vraag naar hernieuwbare waterstof) open te stellen tot een budget van EUR 250 miljoen.
De eerste ronde van dit opschalingsinstrument zal worden opengesteld voor elektrolyseprojecten met als voorwaarde dat subsidie alleen beschikbaar wordt gesteld aan projecten tot 50MW. Dit is om te voorkomen dat één groot project het hele budget in beslag neemt. Daarnaast wordt als voorwaarde gesteld dat moet worden voorkomen dat elektrolyseprojecten jaarrond op volle capaciteit waterstof produceren (waardoor (ook) gebruik zal worden gemaakt van fossiele elektriciteit).
Verder geeft de staatssecretaris aan te streven naar een concurrerende markt voor waterstofproductie, die betaalbaar is en waarbij overwinsten worden voorkomen en de marktmacht bij commerciële partijen ligt. Zij doet dan ook de aanbeveling aan het nieuwe kabinet om bij de vormgeving van toekomstige subsidieregelingen ten behoeve van waterstof in ieder geval de bovengenoemde voorwaarden daarin mee te nemen. De staatssecretaris heeft in de Kamerbrief niet aangegeven wanneer deze eerste ronde zal worden opengesteld.
Opslag van waterstof
Ten aanzien van opslag van waterstof gaat de staatssecretaris kort in op veiligheid en een effectieve ruimtelijke ordening. Het is van belang samen met de betrokken regio’s en stakeholders op te trekken als het gaat om het maken van een zorgvuldige afweging over de ontwikkeling van mogelijk nieuwe opslaglocaties voor waterstof, aldus de staatssecretaris. De TK zal in het voorjaar van 2022 worden geïnformeerd over de marktordening rondom de opslag van waterstof en het beleidskader dat hiervoor in ontwikkeling is.
De Europese Commissie zal in december nog met een voorstel voor de interne waterstofmarkt als onderdeel van het zogenaamde ‘EU Decarbonisatiepakket‘ komen.
Waterstof en de EU energie-efficiëntierichtlijnen (EED)
Verder beantwoordt de staatssecretaris een aantal vragen over de door de Europese Commissie in juli 2021 voorgestelde herziening van de EED als onderdeel van het EU Fit-for-55-pakket (zie hier het voorstel en de bijlagen).
Het Fit-for-55-pakket omvat onder meer een aangescherpt doel voor de reductie van de energieconsumptie in 2030. Dit zou mogelijk kunnen bijten met de ambitie van het kabinet ten aanzien van de ontwikkeling van waterstof. Het waterstofproductieproces is namelijk zeer energie-intensief. Terwijl het huidige klimaatbeleid van het kabinet primair ziet op CO2-reductie (en niet op reductie van energieconsumptie). Het kabinet neemt dit mee bij de onderhandelingen over de EED-herziening.
Tot slot
De Kamerbrief betreft een duidelijke eerste uiteenzetting van de visie en ambitie van het huidige kabinet rondom waterstof, inclusief de concrete stappen die kunnen worden genomen. Echter, zoals de staatssecretaris ook in haar Kamerbrief schrijft, blijft het enigszins onzeker wat deze visie en ambitie van het nieuwe kabinet zal zijn. Temeer nu de nationale ambitie (ingestoken door CO2-reductie) niet geheel strookt met de Europese ambitie (ingestoken door reductie van energieconsumptie) als het gaat om de wijze waarop klimaatverandering moet worden tegengegaan.
Meer weten?
Via onze Van Doorne Waterstofpagina kunt u op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op dit gebied. Of neemt contact op met Léone Klapwijk of Yu An Chan.