'Dockers clausule' mogelijk in strijd met mededingingsrecht
Het Europese mededingingsrecht is niet van toepassing op de Non-Seafarers Work Clause, in de volksmond ook wel de Dockers’ clause genoemd, die onderdeel uitmaakt van een groot deel van de arbeidsovereenkomsten van zeevarenden. Volgens de rechtbank Rotterdam valt de clausule binnen de Albany-uitzondering. Werkgevers moeten de met de vakbonden gemaakte afspraak naleven.
Kortgedingprocedure
In 2020 spanden de internationale vakbond International Transport Workers’ Federation (ITF) – die opkomt voor de belangen van de bij haar aangesloten (lokale) vakbonden voor zeevarenden en havenwerkers – en drie van dergelijke bij haar aangesloten vakbonden (Nautilus, Ver.di en FNV Havens) een kortgedingprocedure aan. Daarbij sleepten zij Marlow – een internationaal concern dat actief is op het gebied van scheepsmanagement en in dat kader scheepsbemanningen ter beschikking stelt – en Expert Shipping B.V. (hierna: de Reder) – eigenaar van een schip dat wordt bemand door zeevarenden in dienst van Marlow – voor de rechter. Een aantal bedrijven dat actief is in de Europese short sea en feeder transport (hierna: de Charterers) had zich aan de zijde van gedaagden gevoegd.
Non-Seafarers Work Clause
Volgens de vakbonden hielden Marlow en de Reder zich ten onrechte niet aan de Non-Seafarers Work Clause door sjorwerkzaamheden te laten uitvoeren door zeevarenden terwijl die werkzaamheden door havenwerkers uitgevoerd zouden moeten worden. Meer specifiek bepaalt deze clausule het volgende:
“Neither seafarers nor anyone else on board whether in permanent or temporary employment by the Company shall carry out cargo handling services in a port, at a terminal or on board of a vessel, where dock workers, who are members of an ITF affiliated union, are providing the cargo handling services. Where there are not sufficient numbers of qualified dock workers available, the ship’s crew may carry out the work provided that there is prior agreement of the ITF Dockers Union or ITF Unions concerned; and provided that the individual seafarers volunteer to carry out such duties; and those seafarers are qualified and adequately compensated for that work. For the purpose of this clause ‘cargo handling services’ may include but is not limited to: loading, unloading, lashing, checking and receiving.”
De Dockers’ Clause is onderdeel van de afspraken omtrent beloning en arbeidsvoorwaarden die op internationaal niveau door vakbonden en werkgevers(organisaties) zijn uitonderhandeld. Het is de bedoeling dat deze afspraken worden geïmplementeerd in de collectieve en individuele arbeidsovereenkomsten van zeevarenden. Ten aanzien van (de bemanning van) het schip waar het in deze zaak om gaat heeft de Reder met vakbond Nautilus een Special Agreement gesloten waarin de Dockers’ Clause is opgenomen. Ook Marlow heeft deze Special Agreement ondertekend.
Marlow en de Reder stelden echter dat zij niet aan nakoming van de Dockers’ Clause kunnen worden gehouden.
Strijd met het mededingingsrecht?
Volgens de Reder is sprake van strijd met het kartelverbod. Zo zou de clausule de concurrentie tussen scheepsexploitanten beperken; zij kunnen immers niet meer concurreren met het verrichten van sjorwerkzaamheden en dus niet meer op flexibiliteit en kostenefficiëntie. Ook de concurrentie tussen bevrachters (dan wel ship managers en bemanningsagentschappen) enerzijds en sjorbedrijven anderzijds zou worden beperkt omdat alle sjorwerkzaamheden zijn voorbehouden aan de aan de ITF gelieerde sjorbedrijven. Verder zou de clausule innovatie op het gebied van sjorwerkzaamheden verhinderen; waar scheepvaartbedrijven streven naar innovatieve vooruitgang zou die prikkel daartoe voor sjorbedrijven ontbreken omdat zij de zekerheid van werk en inkomen al hebben.
CAO-uitzondering?
Volgens de vakbonden valt de afspraak als onderdeel van een cao buiten het bereik van het mededingingsrecht. De Dockers’ clausule zou de uitkomst zijn van een sociale dialoog, voor een verbetering van de werkomstandigheden (veiligheid) van zeevarenden zorgen en daarnaast ook een positief effect hebben op de werkgelegenheid van havenwerkers.
De voorzieningenrechter achtte het echter niet ondenkbaar dat het beroep op strijd met het mededingingsrecht – net zoals het beroep op strijd met de redelijkheid en billijkheid – in een bodemprocedure stand zal houden. De vorderingen van de vakbonden in kortgeding werden afgewezen.
Bodemprocedure
Op 6 juli 2022 oordeelde de rechtbank Rotterdam dat de werkgevers van de zeevarenden de met de vakbonden gemaakte afspraak, waaronder de Dockers’ clause, toch moeten naleven. De rechtbank overwoog dat overeenkomsten die tot doel hebben het verbeteren van werkgelegenheids- en arbeidsvoorwaarden, op grond van de Albany-jurisprudentie wegens hun aard en doel niet onder het mededingingsrecht te vallen.
De rechtbank bevestigt dat de overeenkomst is gesloten in de vorm van een collectieve overeenkomst en is voortgekomen uit collectieve onderhandelingen tussen werkgevers- en werknemersorganisaties (waarbij – als voor de zeevaart relevante sociale partner – naast werknemersbonden ook havenwerkersbonden aanwezig waren).
De Albany-rechtspraak vereist verder dat de overeenkomst tot doel heeft de arbeidsvoorwaarden te verbeteren. De rechtbank komt tot de conclusie dat de Dockers Clause het veiligheidsbelang dient van zeevarenden. Dat ook de havenwerkers er baat bij hebben, doet hieraan niet af.
De clausule is dus geldig en moet dus in beginsel gewoon worden nagekomen.
Covid-19
Volgens de Reder kon of hoefde de afspraak niet te worden nagekomen wanneer de bemanning gevaar liep om door de komst van havenwerkers aan boord te worden blootgesteld aan het risico op besmetting met COVID-19. Daardoor is er volgens de Reder sprake van relatieve onmogelijkheid tot nakoming en toepassing van de clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 BW). De rechtbank oordeelt dat onder die omstandigheden de niet-nakoming van de clausule niet kan worden toegerekend aan Marlow en de Reder.
Conclusie
De Dockers’ clause valt onder de Albany-uitzondering en moet – tenzij er een risico op besmetting met COVID-19 bestaat – gewoon door werkgevers van zeevarenden worden nageleefd.