Update 16 februari 2021
De overheid heeft diverse fiscale crisismaatregelen aangekondigd om het Nederlandse bedrijfsleven tegemoet te komen om de nadelige economische gevolgen van het coronavirus (COVID-19) zo veel mogelijk te beperken.
Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de volgende maatregelen:
- Uitstel van betaling van belastingen (laatst gewijzigd: 1 februari 2021)
- Verlaging invorderingsrente en belastingrente (laatst gewijzigd: 30 november 2020)
- Verlaging voorlopige aanslag (laatst gewijzigd: 6 mei 2020)
- Vorming fiscale coronareserve (laatst gewijzigd: 1 februari 2021)
- Verruiming vrije ruimte onder de werkkostenregeling (laatst gewijzigd: 1 februari 2021)
- Zorgbonus (laatst gewijzigd 30 november 2020)
- Verlaging gebruikelijk loon (laatst gewijzigd: 1 februari 2021)
- Baangerelateerde investeringskorting (BIK) (laatst gewijzigd: 30 november 2020)
- Btw bij terbeschikkingstelling zorgpersoneel (laatst gewijzigd: 1 februari 2021)
- Btw bij schenking medische hulpgoederen en apparatuur (laatst gewijzigd: 1 februari 2021)
- Andere aandachtspunten (laatst gewijzigd 30 november 2020)
Hieronder zullen wij kort ingaan op bovenstaande alsmede enkele andere maatregelen.
Uitstel van betaling voor belastingen
Indien door het coronavirus liquiditeitsproblemen zijn ontstaan, kan een verzoek bij de Belastingdienst worden ingediend om bijzonder uitstel van betaling te verlenen voor de heffing van verschuldigde loon-, omzet-, inkomsten- en vennootschapsbelasting. Inmiddels is de mogelijkheid voor uitstel van betaling uitgebreid naar kansspelbelasting, de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet, accijns, de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken, assurantiebelasting, verhuurderheffing, BPM voor vergunninghouders, energiebelasting en andere milieubelastingen en vergelijkbare belastingen in Caribisch Nederland. Voor alle hiervoor genoemde belastingen geldt dat de mogelijkheid om voor de eerste keer uitstel van betaling aan te vragen is verlengd tot en met 30 juni 2021. Als reeds uitstel is verleend dan kan de belastingplichtige tot en met 30 juni 2021 een verlenging van dat uitstel aanvragen.
Zodra het verzoek is binnengekomen (per reguliere post dan wel via het online formulier op de website van de Belastingdienst), wordt de invordering stilgezet. Er wordt automatisch 3 maanden uitstel van betaling verleend. Het uitstel geldt niet alleen voor bestaande belastingschulden, maar ook voor de schulden die er in de 3 daaropvolgende maanden bijkomen. De verplichting tot het doen van aangifte blijft bestaan.
Indien betalingsuitstel van 3 maanden te kort is, kan voor een langere periode uitstel worden aangevraagd. Voor belastingschulden lager dan € 20.000 kan langer uitstel worden aangevraagd door bewijsstukken te sturen waaruit blijkt dat de omzetcijfers of de bestellingen/reserveringen aanzienlijk zijn gedaald ten opzichte van vorige maanden. Verder dient de belastingplichtige te verklaren dat geen dividenden en/of bonussen worden uitgekeerd of eigen aandelen worden ingekocht vanaf het indienen van het uitstelverzoek tot en met de datum van de vergadering waarin de jaarrekening wordt vastgesteld in 2021.
Voor belastingschulden hoger dan € 20.000 gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
– Een derde-deskundige, zoals een accountant of brancheorganisatie, dient te verklaren, dat het aannemelijk is, dat sprake is van werkelijke betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel of naar verwachting op korte termijn daarna.
– Een derde-deskundige dient te verklaren, dat het aannemelijk is, dat deze betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.
– Er dient een liquiditeitsprognose te zijn opgesteld, die volgens de derde-deskundige plausibel is.
Betalingsregeling
Voor de belastingschulden waarvoor bijzonder uitstel van betaling is verleend (zoals hiervoor besproken), kan de belastingplichtige een speciale betalingsregeling afsluiten. Het uitgangspunt van deze betalingsregeling is, dat de belastingplichtige de belastingschuld aflost in 36 maandelijkse gelijke termijnen onder voorwaarde dat (i) de eerste aflossing uiterlijk 1oktober 2021 is overgemaakt en (ii) de belastingschuld uiterlijk 1 oktober 2024 volledig is afgelost. Uiteraard is het ook mogelijk om eerder af te lossen.
Als de belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij niet kan voldoen aan voorwaarde (i), dan kan hij op een later moment beginnen met aflossen. Echter, ook in dat geval moet voldaan worden aan voorwaarde (ii), zodat uiterlijk 1 oktober 2024 de schuld volledig is afgelost.
Zolang de betalingsregeling loopt, zal de Belastingdienst geen belastingteruggaven met de belastingschuld verrekenen. Ook zal de Belastingdienst geen zekerheid vragen voor de belastingschuld.
De Belastingdienst kan de betalingsregeling weigeren of beëindigen, indien de belastingplichtige gedurende een periode van minimaal drie maanden niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het bijzonder uitstel. Alvorens de betalingsregeling wordt beëindigd, wordt de belastingplichtige in de gelegenheid gesteld om alsnog binnen veertien dagen aan de voorwaarden te voldoen.
Melding betalingsonmacht en bijzonder uitstel van betaling
Voor bestuurders van vennootschappen bestaat het risico dat zij hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor niet-betaalde loonbelasting- en omzetbelastingschulden. Dit kan worden voorkomen door tijdig betalingsonmacht te melden bij de Belastingdienst. In het kader van bijzonder uitstel van betaling vermeldt de website van de Belastingdienst het volgende: “Indien een dergelijk verzoek wordt ingediend door een bestuurder van een commerciële onderneming die een rechtspersoon is, onder de vennootschapsbelasting valt en de loon- en/of omzetbelasting niet kan betalen, geldt dit verzoek in beginsel ook als een melding van betalingsonmacht. Deze melding zal worden beoordeeld en de Belastingdienst zal de onderneming hierover apart informeren”.
Achterwege laten van verzuimboetes
De Belastingdienst zal verzuimboetes voor het niet (tijdig) betalen van belastingen waarvoor uitstel van betaling vanwege betalingsproblemen als gevolg van de coronacrisis is verleend achterwege laten of terugdraaien. Dit geldt in de periode vanaf tijdvak februari 2020 tot het moment waarop het bijzonder uitstel eindigt. In geval een dergelijke boete toch is opgelegd, hoeven ondernemers geen bezwaarschrift in te dienen. De Belastingdienst zal de boete ambtshalve vernietigen.
In geval een ondernemer niet tijdig heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen jegens de Belastingdienst, maar op het moment van het opleggen van de naheffingsaanslag niet meer in aanmerking komt voor bijzonder uitstel omdat haar financiële positie is verbeterd, zal géén verzuimboete worden opgelegd mits de onderneming tijdig aan haar verplichtingen op grond van de naheffingsaanslag voldoet.
Verlaging invorderingsrente en belastingrente
Invorderingsrente
Als een aanslag niet tijdig wordt betaald, moet normaal gesproken 4% invorderingsrente worden betaald vanaf het moment dat de betaaltermijn is verstreken. Vanaf 23 maart 2020 is de invorderingsrente tijdelijk verlaagd van 4% naar 0,01%. Dit geldt voor alle belastingschulden. De verlaging van de invorderingsrente geldt tot en met 31 december 2021. Indien de Belastingdienst invorderingsrente verschuldigd is aan de belastingplichtige, blijft het tarief van 4% van toepassing.
Belastingrente
Belastingrente wordt berekend, als de Belastingdienst de aanslag te laat kan vaststellen, bijvoorbeeld omdat niet op tijd of niet voor het juiste bedrag aangifte is gedaan. Het tarief van de belastingrente was 8% voor de vennootschapsbelasting en 4% voor andere belastingen. Vanaf 1 oktober 2020 is het tarief voor belastingrente gesteld op 4% voor alle belastingen (inclusief de vennootschapsbelasting). Dit 4%-tarief zal gelden tot en met 31 december 2021.
Verlaging voorlopige aanslag
Ondernemingen die door de gevolgen van het coronavirus een lagere winst in 2021 verwachten, kunnen een verzoek indienen voor een verlaging van een eerder opgelegde voorlopige aanslag. Dergelijke verzoeken zullen door de Belastingdienst worden ingewilligd. Als het bedrag van de nieuwe voorlopige aanslag lager is dan de belasting die in de eerste maanden van het jaar al is betaald, wordt het verschil terugbetaald.
Fiscale coronareserve in de vennootschapsbelasting
Op basis van de huidige regels voor verliescompensatie kunnen verliezen die in een bepaald jaar zijn geleden, worden verrekend met winsten uit het voorgaande jaar en de zes daaropvolgende jaren. Achterwaartse verliesverwerking naar het voorgaande jaar is pas mogelijk, nadat de aangifte vennootschapsbelasting over het verliesjaar is ingediend en de definitieve aanslag over het voorgaande winstjaar is opgelegd. Hierdoor kan pas in 2021 (of nog later als een uitstelregeling voor het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting wordt toegepast) een verlies over 2020 met een winst over 2019 worden verrekend. In de huidige omstandigheden acht de regering het wenselijk dat bedrijven eerder over liquiditeit beschikken. Daarom heeft de regering aangekondigd bedrijven de mogelijkheid te bieden het verwachte verlies voor het jaar 2020 als gevolg van de coronacrisis te verrekenen met de winst over het jaar 2019 door in de aangifte vennootschapsbelasting 2019 een zogenaamde fiscale coronareserve te vormen. Op deze manier kunnen bedrijven bij de berekening van de te betalen vennootschapsbelasting over 2019 onmiddellijk rekening houden met het verwachte verlies in 2020. Voor het vormen van de fiscale coronareserve gelden de volgende voorwaarden:
– In het boekjaar 2020 is sprake van een verwacht verlies dat verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis. (“corona-gerelateerd verlies“).
– Het verwachte corona-gerelateerde verlies kan niet groter zijn dan het totale verlies dat de belastingplichtige verwacht over het boekjaar 2020 in verband met de coronacrisis. Vorming van een coronareserve is dus niet mogelijk, als de inschatting is, dat over het boekjaar 2020 een positieve belastbare winst wordt genoten.
– De dotatie aan de fiscale coronareserve in het boekjaar 2019 bedraagt maximaal de winst over het boekjaar 2019 die zou gelden zonder de vorming van deze reserve.
– De fiscale coronareserve wordt uiterlijk in het boekjaar 2020 volledig in de winst opgenomen.
– De dotatie aan de fiscale coronareserve wordt in de aangifte vennootschapsbelasting 2019 opgenomen in de rubriek ‘overige fiscale reserves’. De vrijval van de reserve in het boekjaar 2020 wordt als onttrekking in deze rubriek opgenomen in de aangifte vennootschapsbelasting 2020.
Het voorgaande geldt eveneens voor 2021.
Verruiming vrije ruimte onder de werkkostenregeling
Onder de werkkostenregeling mag een werkgever een percentage van de totale fiscale loonsom besteden aan onbelaste vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen voor werknemers, de zogenoemde “vrije ruimte”.
Het percentage voor de berekening van de vrije ruimte over de fiscale loonsom tot en met € 400.000 is voor 2020 en 2021 verhoogd van 1,7% naar 3%. Voor zover de fiscale loonsom hoger is dan € 400.000 bedraagt de vrije ruimte in 2020 1,2% en in 2021 1,18%. Een werkgever krijgt daardoor meer ruimte om zijn werknemers onbelaste vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen toe te kennen.
Verruiming gerichte vrijstelling scholingskosten
Vergoedingen en verstrekkingen uit tegenwoordige arbeid die worden gebruikt voor kwalificerende scholing zijn vrijgesteld van loonbelasting. Door de huidige crisis wordt het belang van scholing nog meer benadrukt. Het kabinet stelt daarom in het Belastingplan 2021 voor om de gerichte vrijstelling voor scholing ook te laten gelden bij vergoedingen en verstrekkingen ten behoeve van scholing die voortvloeien uit vroegere arbeid.
Zo wil het kabinet (om)scholing toegankelijker maken. De verruiming ziet op scholing die de werknemer volgt om de arbeidsmarktpositie te verbeteren met als doel het genereren van een inkomen. De werkgever dient de scholingskosten op te geven als eindheffing bij contractbeëindiging in de werkkostenregeling. De Belastingdienst berekent hier dan geen loonheffing over.
Onbelast vergoeden/verstrekken mondkapjes
Vanaf 1 juni 2020 is het dragen van (een niet-medisch) mondkapje in het openbaar vervoer verplicht. Indien een werknemer genoodzaakt is met het openbaar vervoer naar zijn of haar werk te reizen, mag de werkgever de kosten van mondkapjes in de periode vanaf 1 juni 2020 tot en met 1 april 2021 onbelast vergoeden of verstrekken aan zijn werknemers. Deze kosten kwalificeren als gerichte vrijstelling onder de werkkostenregeling. De kosten voor het dragen van mondkapjes in het openbaar vervoer maken vanaf 1 juni 2020 deel uit van de reiskosten. De vergoeding of verstrekking van mondkapjes gaat dus niet ten koste van de vrije ruimte.
Onbelaste uitgaven gedaan ter zake van voorzieningen voor een thuiswerkplek
De Arbeidsomstandighedenwet verplicht een werkgever om voorzieningen te verstrekken voor een goede en veilige thuiswerkplek, zoals een monitor en een bureaustoel. Voor de verstrekking van deze voorzieningen geldt een gerichte vrijstelling, waardoor vergoedingen niet ten koste gaan van de vrije ruimte onder de werkkostenregeling. Voorwaarde hiervoor is wel dat de voorzieningen voldoen aan de ARBO-voorwaarden voor veiligheid en gezondheid zoals opgenomen in de Arbeidsomstandighedenwet. De vrijstelling is bijvoorbeeld van toepassing indien een werknemer zich laat testen op corona bij een commerciële organisatie.
Naast het vergoeden van bijvoorbeeld arbo-voorzieningen en ICT-middelen onderzoekt het Kabinet de mogelijkheden van een aanvullende regeling waarbinnen het voor de werkgever mogelijk wordt om onbelast thuiswerkkosten te vergoeden.
Vaste reiskostenvergoeding
Als gevolg van de coronacrisis werken veel werknemers (bijna) volledig thuis en vervalt het woon-werkverkeer. De Staassecretaris van Financiën heeft goedgekeurd dat werkgevers die een vaste reiskostenvergoeding uitkeren aan hun werknemers – ondanks dat de werknemers (bijna) volledig vanuit huis werken – de vaste reiskostenvergoeding niet hoeven aan te passen gedurende het jaar 2020. Voorwaarde is wel dat het vergoedingen betreft die al vóór 13 maart 2020 door de werkgever aan de werknemer werden toegekend. Deze maatregel geldt in ieder geval tot 1 april 2021.
Bepaalde wettelijke administratieve verplichtingen loonheffingen
Werkgevers hebben voor de loonheffingen bepaalde wettelijke administratieve verplichtingen. De huidige omstandigheden kunnen meebrengen dat werkgevers deze verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel kunnen nakomen. Zo geldt bijvoorbeeld de plicht van de werkgever om de identiteit van de werknemer vast te stellen aan de hand van het originele identiteitsbewijs. Als een werkgever een werknemer niet tijdig kan identificeren, kan dit leiden tot een toepassing van het zogenoemde anoniementarief. Dit is een vast tarief van 52%.
Een dergelijk gevolg van het niet kunnen nakomen van een administratieve verplichting wordt ongewenst geacht in deze omstandigheden en daarom zal de Belastingdienst – in ieder geval tot en met 30 juni 2021 – een soepel standpunt innemen als een werkgever of werknemer de tekortkoming in de administratieve verplichting voor zover mogelijk herstelt zodra dit kan. Voor het voorbeeld van de identificatieplicht betekent dit dat de toepassing van het anoniementarief achterwege kan blijven als de werkgever de identiteit van de werknemer alsnog vaststelt zodra hij daar in redelijkheid toe in staat is.
Zorgbonus
Als compensatie voor de inspanningen van de zorgsector tijdens de coronacrisis heeft het kabinet een regeling getroffen waardoor al het zorgpersoneel dat zich tijdens de periode van 1 maart tot 1 september 2020 heeft ingezet voor patiënten en cliënten met COVID-19 recht heeft op een netto-bonus van € 1.000. Tot en met 10 november 2020 konden zorginstellingen deze bonus voor hun medewerkers en niet-medewerkers (zoals zzp’ers) aanvragen bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Bij toekenning van de bonus wordt de betaling gedaan aan de zorginstelling die de bonus vervolgens uitkeert aan het betreffende zorgpersoneel. Derhalve dient de werkgever deze zorgbonus aan te merken als eindheffingsloon, voor zowel haar medewerkers als niet-medewerkers die recht hebben op de zorgbonus. De werkgever zal daarom ook gecompenseerd worden voor de verschuldigde eindheffing. Het eindheffingstarief bedraagt 75%, waardoor de werkgever gecompenseerd wordt voor een bedrag van € 1.750.
De zorgbonus zal alleen worden toegekend als de betreffende medewerker maximaal € 73.000 per jaar verdient. Voor zzp’ers in de zorg is het maximum gesteld op een bruto uurtarief van € 88,90 inclusief btw. Voor uitzendkrachten in de zorg geldt een maximum bruto uurloon van € 39. Daarnaast heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een handreiking gepubliceerd omtrent de afbakening van de toekenning van de zorgbonus. Om de handreiking te raadplegen klikt u hier.
Naast deze netto-bonus van € 1.000, ontvangen de zorgmedewerkers in 2021 nog een tweede netto-bonus van € 500.
Verlaging gebruikelijk loon
Directeuren/Groot aandeelhouders (“dga’s“) die werkzaam zijn in hun eigen vennootschap, dienen een gebruikelijk loon in aanmerking te nemen. De hoogte van het gebruikelijk loon is afhankelijk van de relevante feiten en omstandigheden, zoals (a) de beloning voor soortgelijke arbeidsverhoudingen van werknemers zonder een aanmerkelijk aandelenbelang in deze vennootschap en (b) het loon van de meestverdienende werknemer.
Bij een omzetdaling als gevolg van de corona-crisis kan het gebruikelijk loon voor 2020 op een lager bedrag worden vastgesteld. Het gebruikelijk loon voor 2020 kan dan – zonder overleg met de Belastingdienst – worden vastgesteld op het bedrag van het gebruikelijk loon voor 2019 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de omzet over de eerste vier maanden van 2020 ten opzichte van de omzet over de eerste vier maanden van 2019 (de “formule“). Voor toepassing van de formule gelden drie voorwaarden:
– De rekening-courantschuld of het dividend mag niet toenemen als gevolg van het lagere gebruikelijk loon;
– Als de dga feitelijk meer loon heeft genoten dan volgt uit de formule, geldt dat hogere loon; en
– Van de verlaging van het gebruikelijk loon via deze formule kan geen gebruik worden gemaakt voor zover de omzet in het jaar 2019 of 2020 beïnvloed is door andere bijzondere oorzaken, zoals oprichting, staking, fusie, splitsing en bijzondere resultaten.
Toepassing van de formule kan er toe leiden dat het loon van de dga lager is dan de wettelijke grenzen van € 46.000, 75% van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking of het loon van de meestverdienende werknemer. Toepassing van de formule kan niet leiden tot een hoger gebruikelijk loon.
Voor 2021 geldt hetzelfde als voor 2020, met twee afwijkingen:
– De omzet over geheel 2021 wordt vergeleken met de omzet over geheel 2019, en
– Het omzetverlies in 2021 ten opzichte van 2019 dient minimaal 30% te zijn.
De formule voor het gebruikelijk loon 2021 is derhalve: gebruikelijk loon 2019 x (omzet geheel 2021 / omzet geheel 2019).
Baangerelateerde investeringskorting (BIK)
Het kabinet wil bedrijven stimuleren om tijdens deze coronacrisis te blijven investeren in bedrijfsmiddelen met een nieuwe investeringskorting, de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). De tijdelijke regeling (tot en met 31 december 2022) moet ervoor zorgen dat bedrijven ook tijdens deze crisis blijven investeren in bijvoorbeeld nieuwe machines en investeringen naar voren halen, die anders zouden worden uitgesteld. De BIK wordt per 1 januari 2021 ingevoerd, maar geldt al voor investeringen vanaf 1 oktober 2020. Met deze investeringskorting kunnen zowel IB-ondernemers als Vpb-ondernemers onder bepaalde voorwaarden een deel van hun investeringen verrekenen met hun loonheffingen.
– Bij investeringen tot € 5.000.000 per kalenderjaar krijgen bedrijven een korting op hun verschuldigde loonheffingen van 3,9% van het investeringsbedrag;
– Bij investeringen voor het deel boven € 5.000.000 krijgen bedrijven een korting op hun verschuldigde loonheffingen van 1,8% van het investeringsbedrag; en
– Voor alle aanvragen (maximaal vier per kalenderjaar) geldt daarnaast een ondergrens van (a) € 1.500 per bedrijfsmiddel en (b) € 20.000 per aanvraag.
Btw bij uitlenen zorgpersoneel
Als gevolg van de coronacrisis wordt vaker zorgpersoneel in- en uitgeleend. Niet alleen door zorginstellingen, zorginrichtingen en zorgverleners, maar ook door bijvoorbeeld uitzendbureaus. Het uitlenen van personeel is normaal gesproken een met btw belaste prestatie. De regering vindt het in deze tijd ongewenst dat de btw-regels voor het uitlenen van personeel leiden tot extra financiële of administratieve lasten en staat daarom toe dat voor de periode van 16 maart 2020 tot en met 30 juni 2021 het uitlenen van zorgpersoneel buiten de heffing van btw blijft. Om gebruik te kunnen maken van deze maatregel gelden de volgende voorwaarden:
– De inlener is een zorginstelling of zorginrichting, die een in het besluit van 14 april 2020 genoemde btw-vrijstelling toepast;
– De uitlener vermeldt op de factuur dat gebruik wordt gemaakt van deze goedkeuring en legt de gegevens die betrekking hebben op de toepassing van deze goedkeuring vast in de administratie;
– De uitlener mag alleen de brutoloonkosten in rekening brengen aan de inlener, eventueel verhoogd met een administratieve kostenvergoeding van maximaal 5%; en
– Er mag met deze uitleendiensten geen winst worden beoogd of gemaakt.
Deze maatregel heeft géén invloed op de aftrek van btw voorbelasting van de uitlener. Uitleners die normaal gesproken belaste prestaties leveren voor de btw (en de daarover afgedragen -btw kunnen aftrekken), kunnen deze afgedragen btw nu nog steeds in aftrek brengen.
Btw bij schenking medische hulpgoederen en medische apparatuur
Ondernemers die medische hulpmiddelen zonder vergoeding aanbieden aan zorginstellingen, zorginrichtingen en huisartsen, hoeven hierover geen btw in rekening te brengen en af te dragen. Ook deze maatregel heeft voor de periode van 16 maart 2020 tot en met 31 december 2020 géén invloed op de aftrek van voorbelasting.
De hieraan verbonden voorwaarden zijn:
– De goedkeuring betreft alleen goederen die worden genoemd in de ‘Bijlage Gepubliceerde lijst van de Wereld Douaneorganisatie; indelingen van medische voorzieningen in verband met uitbraak Covid-19;
– Voor de aftrek van btw maken de kosten van de goederen onderdeel uit van de algemene kosten van de ondernemer;
– Het recht op aftrek van btw voor deze algemene kosten wordt bepaald op basis van de totale omzet van de ondernemer, waarbij de gratis verstrekking van de goederen buiten beschouwing blijft;
– De ondernemer dient op de factuur te vermelden dat gebruik wordt gemaakt van deze goedkeuring en de gegevens die betrekking hebben op de toepassing van de goedkeuring in de administratie vast te leggen.
Deze regeling kon worden toegepast tot 1 januari 2021 en is niet verlengd.
Btw-nultarief op mondkapjes
Om de prijs van mondkapjes voor eindgebruikers te verlagen, wordt tijdelijk (vanaf 25 mei tot en met 30 juni 2021) het btw-nultarief ingevoerd op alle binnenlandse verkoop van zowel medische als niet-medische mondkapjes, ongeacht aan wie ze worden geleverd. Door toepassing van het btw-nultarief in plaats van een btw-vrijstelling, behoudt de verkoper het recht op aftrek van voorbelasting. De verkoper kan de btw, die hij bij aanschaf van de mondkapjes betaalt, verrekenen in zijn btw-aangifte.
Btw-nultarief op coronavaccins- en testkits
Vanaf 21 december 2020 tot en met 30 juni 2021 geldt een btw-tarief van 0% voor de levering van goedgekeurde coronavaccins en -testkits, het inenten met coronavaccins en het testen met de testkits, ook als er geen btw-vrijstelling geldt voor medische dienstverlening:
De betaalde voorbelasting is nog steeds verrekenbaar in de btw-aangifte. Voorwaarde voor het btw-nultarief is dat het moet gaan om vaccins die door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) zijn goedgekeurd als coronavaccins en om testkits die voldoen aan de LCI-richtlijn van het RIVM én aan de bijlage bij deze richtlijn. De vaccins van Pfizer/BioNTech, Moderna en AstraZeneca/Universiteit van Oxford zijn momenteel goedgekeurd door de EMA.
9% btw voor online sportlessen
Het verlaagde btw-tarief van 9% voor online sportlessen geldt vanaf 18 december 2020 tot het moment dat de verplichte sluiting wordt opgeheven. Deze maatregel gold ook vanaf 16 maart tot de opening van de sportscholen op 1 juli 2020. Het wettelijke verlaagde btw-tarief van 9% geldt als er sprake is van actieve sportbeoefening in een sportaccommodatie.
Andere aandachtspunten
Versoepeling urencriterium
Ondernemers in de inkomstenbelasting die voldoen aan het zogenaamde urencriterium kunnen bij het bepalen van de belastbare winst aanspraak maken op de ondernemersaftrek (bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk). Hiervoor dient de ondernemer gedurende het kalenderjaar ten minste 1.225 uren te hebben besteed aan werkzaamheden ten behoeve van zijn onderneming(en). Om te voorkomen dat ondernemers in verband met de coronacrisis de aanspraak op de ondernemersaftrek verliezen zal de Belastingdienst er in de periode 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 vanuit gaan dat deze ondernemers ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) hebben besteed. Het maakt daarbij niet uit of deze uren daadwerkelijk zijn besteed aan de onderneming.
Uitstel inwerkingtreding Wet excessief lenen bij eigen vennootschap
De beoogde inwerkingtredingsdatum van het aangekondigde wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap is uitgesteld tot 1 januari 2023 (voorheen 1 januari 2022). Op grond van dit wetsvoorstel worden – kort gezegd – schulden hoger dan € 500.000 (met uitzondering van eigen woningschulden) van de dga aan de eigen vennootschap als fictief voordeel in box 2 belast. De reden van dit uitstel is dat het als gevolg van de coronacrisis voor dga’s lastiger kan zijn om, vooruitlopend op deze wetgeving, dergelijke schulden af te lossen.
Versoepeling hypotheekverplichtingen
Rente betaald op hypothecaire leningen die zijn afgesloten na 2012, is alleen aftrekbaar wanneer het totaalbedrag binnen 360 maanden (annuïtair) wordt afgelost. Volgens de huidige regels moet een in 2020 opgelopen betalingsachterstand uiterlijk in zes maanden worden ingelopen. Een nieuw beleidsbesluit regelt twee zaken: ten eerste hoeft de aflossingsachterstand niet uiterlijk 31 december 2021 te zijn ingelopen, maar kan deze (direct) worden uitgesmeerd over de resterende looptijd (van maximaal 360 maanden). Ten tweede kan de leningnemer in plaats hiervan kiezen om zijn resterende lening te splitsen. Hierdoor hoeft de (maximaal) zes maanden achterstand niet per definitie te worden uitgesmeerd over de resterende looptijd, maar kan dit ook apart binnen bijvoorbeeld vijf jaar worden afbetaald.
Energiebelasting en lokale heffingen
Voor de energiebelasting is een aparte regeling getroffen zodat het uitstel van betaling ook voordeel oplevert voor afnemers van elektriciteit en aardgas die in de financiële problemen zijn gekomen. Dit betekent dat de energieleverancier in de maanden april tot en met september 2020 mogelijk geen energiebelasting, opslag duurzame energie (ODE) of de btw hierover in rekening zal brengen bij bedrijven die maandelijks een factuur ontvangen over het werkelijke verbruik. Het is aan de energieleverancier om uit eigen beweging deze maatregel toe te passen, maar het is geen verplichting. Uiterlijk in december 2020 worden de energiebelasting en de ODE (vermeerderd met btw) over deze periode in rekening gebracht middels een aanvullende factuur.
Daarnaast zal het kabinet in overleg gaan met de Vereniging Nederlandse Gemeenten om (voorlopige) aanslagen met betrekking tot lokale heffingen aan ondernemers stop te zetten en al opgelegde aanslagen aan bedrijven in te trekken. Dit heeft met name betrekking op de toeristenbelasting.
Deblokkeren g-rekening
Bedrijven die personeel uitzenden, uitlenen of detacheren en g-rekeningen gebruiken, kunnen bij de Belastingdienst verzoeken om het tegoed op deze rekeningen te deblokkeren. Om ondernemingen die geraakt zijn door de coronacrisis tegemoet te komen, kunnen tijdelijk ook bedragen worden vrijgegeven die zijn gereserveerd voor de loonheffing of btw in plaats van enkel het overschot op de g-rekening. Het versoepelde beleid omtrent de g-rekening geldt tot 1 januari 2023.
Terugvragen van BTW
Het verdient aanbeveling om een inschatting te maken in hoeverre debiteuren of klanten in staat zijn om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen als gevolg van de coronacrisis. Onder bepaalde voorwaarden kan btw worden teruggevraagd ten aanzien van niet betaalde facturen.
Derden aansprakelijkheden
Bedrijven die gebruik maken van ingehuurd personeel kunnen worden geconfronteerd met derden aansprakelijkheden voor loonheffingen, wanneer de partij die het personeel ter beschikking stelt niet aan haar belastingverplichtingen voldoet. Mede gelet op de mogelijkheid die is gegeven om g-rekeningen te deblokkeren kan het van belang zijn om de financiële positie van dergelijke partijen in kaart te brengen, om (voor zover mogelijk) passende maatregelen te nemen en om de risico’s om met dergelijke aansprakelijkheden te worden geconfronteerd te voorkomen.
Voorlopige verliesverrekening
Naast dat in veel gevallen een beroep kan worden gedaan op de fiscale coronareserve zoals hiervoor beschreven, kan een onderneming ook de reguliere weg blijven volgen voor het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2020. Indien (al dan niet als gevolg van de coronacrisis) de verwachting is dat het (boek)jaar 2020 resulteert in een verlies, dan kan het zinvol zijn om al direct na afloop van het boekjaar aangifte te doen en daarbij te verzoeken om een voorlopige verrekening van dat verlies met de (bij aanslag vastgestelde) winst van 2019. In dat geval wordt van het aangegeven verlies 80% in aanmerking genomen. De verschuldigde/betaalde belasting over het boekjaar 2019 kan in zo’n geval (gedeeltelijk) worden verminderd/teruggekregen.
Lagere renteaftrekcapaciteit als gevolg van lagere winst
De vennootschapsbelasting kent een generieke renteaftrekbeperking op grond waarvan rente niet aftrekbaar is voor zover het saldo van betaalde en ontvangen rente meer bedraagt dan 30% van de EBITDA van de betrokken vennootschap, of als dat hoger is € 1 mln. Indien de EBITDA als gevolg van het coronavirus lager uitvalt dan verwacht, wordt ook de drempel van 30% lager en is een groter deel van de rente niet aftrekbaar. Overigens is niet-aftrekbare rente in een later jaar mogelijk alsnog aftrekbaar (indien weer voldoende winst wordt gemaakt).
Wij volgen de ontwikkelingen rondom het coronavirus en de juridische en fiscale consequenties daarvan op de voet. Mochten er daaromtrent vragen zijn of indien uw onderneming ondersteuning wenst bij het treffen van maatregelen, horen wij dat natuurlijk graag. In dat geval kunt u contact op nemen met één van de onderstaande specialisten.