De grote kamer van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (het “EHRM”) heeft op 9 april uitspraak gedaan in drie klimaatzaken. Hoewel twee zaken niet-ontvankelijk zijn verklaard, heeft het EHRM in de derde zaak geoordeeld dat de Zwitserse overheid mensenrechten schendt door te weinig actie te nemen om klimaatverandering tegen te gaan.
Verein KlimaSeniorinnen Schweiz and Others v. Switzerland
De toegewezen zaak betrof een klacht van vier vrouwen en een Zwitserse vereniging, Verein KlimaSeniorinnen Schweiz. De vereniging bestaat uit een grote groep oudere vrouwen die bezorgd zijn over de gevolgen van de mondiale opwarming voor onder meer hun levensomstandigheden en gezondheid. De vereniging voerde aan dat met name vrouwen van hogere leeftijd extra kwetsbaar zijn voor de hoge temperaturen. Zij stelden vervolgens dat de Zwitserse autoriteiten ondanks hun verplichtingen op basis van onder meer artikel 2 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”), het recht op o.a. eerbiediging van privé leven, familie- en gezinsleven, onvoldoende actie ondernemen om de gevolgen van klimaatverandering te verzachten.
Het EHRM oordeelde allereerst dat klimaatverandering een kwestie is die raakt aan mensenrechten. Volgens het EHRM omvat artikel 8 van het EVRM namelijk een recht voor individuen op effectieve bescherming tegen ernstige negatieve gevolgen van klimaatverandering voor hun leven, gezondheid, welzijn en kwaliteit van leven. Staten moeten – in lijn met gemaakte internationale afspraken zoals het VN Klimaatverdrag en het Klimaatakkoord van Parijs, en in lijn met de klimaatwetenschap – maatregelen treffen om broeikasgasemissies te reduceren ter voorkoming van serieuze en onomkeerbare schade voor de mensenrechten als beschermd onder artikel 8. Dit omvat zowel het treffen van maatregelen die zien op het anticiperen, voorkomen en minimaliseren van de oorzaken van klimaatverandering (mitigatie), als het verminderen van de nadelige gevolgen van klimaatverandering (adaptatie). Volgens het EHRM komt staten slechts een beperkte beoordelingsvrijheid (een reduced margin of appreciation) toe ten aanzien van hun eigen inspanningen om klimaatverandering tegen te gaan (waaronder het stellen van reductiedoelstellingen). Wel hebben staten een ruime beoordelingsvrijheid (een wide margin of appreciation) ten aanzien van de wijze waarop zij hun reductiedoelstellingen behalen.
Met betrekking tot Zwitserland overwoog het EHRM vervolgens dat Zwitserland onvoldoende maatregelen had getroffen en geïmplementeerd in nationale wetgeving om de afgesproken klimaatdoelen te (kunnen) halen. Het EHRM stelde daarom vast dat Zwitserland zijn verplichtingen op dit gebied niet na was gekomen, wat een schending van artikel 8 EVRM oplevert. Wel oordeelde het EHRM dat het aan Zwitserland is om – onder toezicht van de zogeheten Committee of Ministers van het EHRM – specifieke maatregelen te treffen om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen.
Het EHRM zag geen aanleiding om nader in te gaan op een eventuele schending van artikel 2 EVRM (het recht op leven). Wel stelde het EHRM vast dat Zwitserland tevens haar verplichtingen op grond van artikel 6 EVRM (recht op een eerlijk proces) had geschonden doordat de nationale rechtbanken van Zwitserland de klachten van de eisers niet inhoudelijk hadden behandeld (maar op onjuiste gronden niet-ontvankelijk hadden verklaard).
Waarom belangrijk?
De uitspraak van het EHRM bevestigt dat klimaatverandering de mensenrechten raakt. Eerder kwam de Hoge Raad in de Urgenda-zaak tot een vergelijkbare conclusie met betrekking tot artikel 8 EVRM. De uitspraak van het EHRM heeft echter een ruimer (internationaal) bereik en vormt daarmee mogelijk een precedent voor verdere klimaatrechtszaken, zowel voor het EHRM als voor nationale rechtbanken.
Daarnaast bevestigt het EHRM dat staten verplicht zijn effectieve maatregelen te nemen om klimaatverandering tegen te gaan. Dit zal mogelijk leiden tot een versnelling van regelgeving gericht op het tegengaan van klimaatverandering.
Hoewel de uitspraken van het EHRM betrekking hebben op de verplichtingen van staten, kunnen de uitspraken mogelijk wel indirect relevant zijn in private verhoudingen.
Niet-ontvankelijkheid andere twee klimaatzaken
Twee andere klimaatzaken, Carême v. France en Duarte Agostinho and Others v. Portugal and 32 Others, werden door het EHRM niet-ontvankelijk verklaard. In Carême v. France oordeelde het EHRM dat, aangezien de verzoeker niet meer in Frankrijk woonde, hij geen “slachtofferstatus” had op grond van artikel 34 van het EVRM, met betrekking tot artikel 2 en 8. In Duarte Agostinho and Others v. Portugal ging het EHRM allereerst niet mee in het betoog van de eisers dat er binnen de context van klimaatverandering rechtvaardiging zou zijn voor (een verruiming van) extraterritoriale jurisdictie ten aanzien van de 32 andere staten dan Portugal. Voor zover de klacht betrekking had op Portugal, achtte het EHRM de klacht niet-ontvankelijk op grond van het feit dat de verzoekers in Portugal de nationale rechtsmiddelen niet hadden uitgeput.
Heeft u vragen over deze uitspraak, aarzel dan niet om hierover contact met ons op te nemen.