Informeer het bevoegd gezag over uw energiebesparende maatregelen!
Per 1 juli 2019 is het Activiteitenbesluit milieubeheer (het “Activiteitenbesluit”) gewijzigd. Het nieuwe artikel 2.15 van het besluit introduceert een informatieverplichting voor energiebesparende maatregelen.
De wijziging beoogt de gebrekkige naleving van het voor 1 juli 2019 geldende artikel 2.15 Activiteitenbesluit het hoofd te bieden. Dit mede in het licht van het in 2013 tot stand gekomen Energieakkoord voor duurzame groei.
Vóór 1 juli 2019 was het zo dat de exploitant van een inrichting gewoonweg alle bekende maatregelen diende te nemen ter besparing van energie die een terugverdientijd hadden van vijf jaar of minder. Artikel 2.15 lid 1 Activiteitenbesluit regelt – dat doet het artikel immers nog steeds – uitputtend welke energiebesparende maatregelen de drijver van een inrichting. Deze verplichting kan zowel van toepassing zijn op de verhuurder van het betreffende vastgoed, als de huurder. Waar kunnen energiebesparende maatregelen dan uit bestaan? In een van de bijlagen bij de Activiteitenregeling milieubeheer (de “Activiteitenregeling“) is vastgelegd welke energiebesparende maatregelen worden erkend en daarom getroffen zouden moeten worden om aan artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit te voldoen. Voor wat betreft gebouwen kan gedacht worden aan het isoleren van het gebouw, ruimteventilatie, ruimteverwarming en het in werking hebben van een ruimte- en buitenverlichtingsinstallaties.
Knelpunt(en)?
In 2017 bleek uit de zogenaamde Nationale Energieverkenning (NEV 2017) dat het totale resultaat voor energiebesparing nog achterblijft bij de doelstellingen die zijn vastgesteld in het Energieakkoord. Het grootste deel van de achterstand zou worden veroorzaakt doordat de energiebesparingsverplichting uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit niet (voldoende) wordt nageleefd. In dat kader hebben het bevoegd gezag, de provincies en gemeenten, en de door hen gemandateerde Regionale Uitvoeringsdiensten en Omgevingsdiensten aangegeven dat het toezicht en de handhaving op de bestaande energiebesparingsverplichting moeilijk is.
Allereerst omdat het overzicht ontbreekt welke bedrijven en instellingen daadwerkelijk maatregelen hebben genomen en ten tweede omdat per inrichting discussie kan ontstaan over de te nemen maatregelen. Hierdoor is het voor het bevoegd gezag lastig om aannemelijk te maken dat niet aan de energiebesparingsverplichting is voldaan. Daar komt bovenop dat het berekenen van de terugverdientijd van een maatregel afhankelijk is van veel parameters. Artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit biedt op dit moment geen nadere duiding hoe die berekening dient plaats te vinden en welke parameters daarbij gehanteerd dienen te worden.
Oplossing
De wetgever heeft naar aanleiding van het bovenstaande in ieder geval moeten concluderen dat het toezicht door het bevoegd gezag op basis van de huidige informatiepositie niet efficiënt verloopt. De wijziging van het Activiteitenbesluit per 1 juli 2019 beoogt dit probleem op te lossen door het invoeren van een informatieverplichting. Op basis van deze verplichting dient de drijver van een inrichting door middel van rapportage het bevoegd gezag te informeren over welke energiebesparende maatregelen zijn getroffen. Welke informatie in het rapport dient terug te komen is afhankelijk van het type maatregelen dat is genomen.
Een onderscheid wordt gemaakt tussen bedrijven of instellingen die alle erkende maatregelen hebben toegepast en bedrijven of instellingen die hier van afwijken. Met name voor inrichtingen die afwijken geldt dat de rapportage uitgebreider zal moeten zijn, omdat onderbouwd dient te worden welke maatregelen in de plaats van de erkende maatregelen zijn getroffen. Op basis van de door het bevoegd gezag te verkrijgen informatie kan vervolgens een eerste beoordeling gemaakt worden welke bedrijven mogelijk niet voldoen aan de energiebesparingsverplichting. Hierdoor is een strikter toezicht op en handhaving van de energiebesparingsverplichting mogelijk.