Op 26 mei 2020 zijn twee internetconsultaties gepubliceerd: de internetconsultatie voor het Uitvoeringsbesluit Wtza en de internetconsultatie voor Wijziging Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG. De internetconsultaties eindigen op 21 juli 2020. Hieronder bespreken wij in een notendop de belangrijkste thema’s die worden aangesneden in de voorgestelde regelingen, waarop u tijdens de internetconsultatie een reactie kan vormen en publiceren.
Uitvoeringsbesluit Wtza
In hoofdlijnen behandelt het wetsvoorstel Uitvoeringsbesluit Wtza de volgende onderwerpen:
- uitzonderingen op de in de Wet Toetreding Zorgaanbieders (Wtza) opgenomen meldplicht en de vergunningsplicht;
- regels omtrent de versterking van het interne toezicht, met name inzake de samenstelling en taken van de interne toezichthouder en uitzonderingen op deze verplichte bestuursstructuur.
(Uitzonderingen ) Meldplicht
De in de Wtza geregelde meldplicht geldt voor zorgaanbieders die “zorg als bedoeld bij of krachtens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg” willen gaan verlenen of doen verlenen en is daarmee breed: deze geldt niet alleen voor bijvoorbeeld eerstelijnszorg, ziekenhuizen, verpleeghuizen en wijkverpleging, maar ook voor aanbieders van onder andere cosmetische zorg, alternatieve geneeswijzen, bevolkingsonderzoek en voor gemeentelijke gezondheidsdiensten. De meldplicht geldt zowel voor hoofdaannemers als voor zorgaanbieders die in de praktijk worden aangeduid als onderaannemers.
In Uitvoeringsbesluit wordt voor enkele categorieën van zorgaanbieders een uitzondering gemaakt op de meldplicht, waaronder voor apotheken en abortusklinieken. Deze zorgaanbieders zijn namelijk reeds op andere wijze in beeld zijn bij de IGJ (bijvoorbeeld doordat een zorgaanbieder op grond van andere zorgwetgeving een vergunning of erkenning heeft) of verrichten slechts ondersteunende werkzaamheden, zoals het verstrekken van eten of drinken. Overigens hebben aanbieders van op grond van de Zorgverzekeringswet vergoede hulpmiddelen geen meldplicht omdat dit geen zorg betreft bij of krachtens de wkkgz.
(Uitzonderingen) Vergunningplicht
De Wtza-vergunning komt in plaats van de WTZi-toelating. De vergunningplicht houdt in dat alle instellingen die medisch specialistische zorg (doen) verlenen, dan wel met meer dan tien zorgverleners (inclusief uitbesteding) zorg of een dienst als omschreven bij of krachtens de Wlz of de Zorgverzekeringswet (doen) verlenen over een Wtza-vergunning moeten beschikken.
In het Uitvoeringsbesluit worden bepaalde categorieën zorgaanbieders uitgezonderd van deze vergunningplicht. Onder andere abortusklinieken, zorgaanbieders die uitsluitend zorg verlenen die bestaat uit vervoer of het schoonhouden van woonruimten maar ook aanbieders van hulpmiddelenzorg hoeven geen vergunning te verkrijgen.
(Uitzonderingen) Bestuursstructuur en onafhankelijkheidsvereisten
Instellingen die over een WTZi-toelating beschikten moesten reeds voldoen aan de eis van een onafhankelijke interne toezichthouder. Deze eis blijft ook van toepassing voor instellingen die over een Wtza-toelatingsvergunning moeten beschikken. De voornoemde zorgaanbieders die zijn uitgezonderd van de WTZa vergunningplicht zijn daarmee ook uitgezonderd van de eisen met betrekking tot de bestuursstructuur.
Het Uitvoeringsbesluit bevat nu ook de onafhankelijkheidsvereisten die eerder verspreid waren opgenomen in het Uitvoeringsbesluit WTZi, de Governancecode Zorg en de eigen regels van het CIBG voor de aanvraag van een WTZi toelating. Ook maakt het Uitvoeringsbesluit nu duidelijk dat de interne toezichthouder moet bestaan uit ten minste drie natuurlijke personen.
Overigens gaat het Uitvoeringsbesluit ook in op toezicht binnen een holdingstructuur. De toelichting stelt dat de eis dat de interne toezichthouder toezicht houdt op het beleid van de dagelijkse of algemene leiding van de instelling en de algemene gang van zaken binnen de instelling betekent dat de interne toezichthouder niet in een positie mag worden gebracht waarin geen direct toezicht mogelijk is op de activiteiten van bijvoorbeeld dochterondernemingen. In een dergelijk geval zou namelijk sprake zijn van “getrapt” toezicht waarmee het risico zou ontstaan dat de interne toezichthouder mogelijke risico’s voor de instelling onvoldoende kan overzien. Of dit ook betekent dat toezicht door een toezichthouder op het niveau van de holding helemaal niet mogelijk is moet in de consultatie worden verduidelijkt.
Tenslotte bevat het Uitvoeringsbesluit een aantal uitzonderingen voor verplichte toepassing van deze bestuursstuctuur omdat het toezicht op het beleid van de dagelijkse of algemene leiding van deze instellingen al op andere wijze zou zijn geborgd dan wel omdat de eisen met betrekking tot de interne toezichthouder disproportioneel worden geoordeeld.
Zo vallen academische ziekenhuizen wel onder de meldplicht en de vergunningplicht maar hoeven deze instellingen niet te voldoen aan de eisen omtrent de bestuursstructuur. De bestuursstructuur van academische ziekenhuizen wordt namelijk reeds geregeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waardoor het toezicht op het beleid van de academische ziekenhuizen reeds is geborgd.
Ook voor kleine instellingen geldt een uitzondering op de verplichte bestuursstructuur. Het aanstellen van een interne toezichthouder met minimaal drie natuurlijke personen is voor zeer kleine instellingen met één of enkele zorgverleners namelijk (te) moeilijk uitvoerbaar en werkbaar en daarmee niet proportioneel. Ook zal de eis van een interne toezichthouder voor zeer kleine instellingen over het algemeen minder toegevoegde waarde hebben mede omdat de dagelijkse of algemene leiding bij dergelijke instellingen over het algemeen dicht bij het zorgproces staat. Daarom zijn instellingen die in de regel met tien of minder zorgverleners medisch specialistische zorg verlenen of doen verlenen, uitgezonderd van de verplichting tot het aanstellen van een interne toezichthouder.
Ook voor kleinere instellingen die zorg (doen) verlenen zonder verblijf en waarbij geen sprake is van medisch specialistische zorg dan wel verpleging, persoonlijke verzorging of begeleiding worden het belang en de noodzaak van een onafhankelijke interne toezichthouder in mindere mate aanwezig geacht. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld (eerstelijns)instellingen, zoals huisartspraktijken, verloskundige praktijken, kraamzorginstellingen, consultatiebureaus, fysiotherapiepraktijken, chiropractiepraktijken, audiologische centra, tandartspraktijken en praktijken van bijvoorbeeld mondhygiënisten, en tandprothetici. Ook deze instellingen zijn daarom uitgezonderd van de verplichting tot het aanstellen van een interne toezichthouder als zij in de regel met vijfentwintig of minder zorgverleners zorg als omschreven in de Zvw of Wlz verlenen of doen verlenen (niet zijnde medisch specialistische zorg dan wel verpleging, persoonlijke verzorging of begeleiding).
Wijziging Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG
In dit besluit worden bepaalde zorgaanbieders uitgezonderd van de verplichtingen omtrent een transparante financiële bedrijfsvoering en de eisen van een openbare jaarverantwoording op grond van de WMG. Deze verplichtingen zijn voor sommige zorgaanbieders niet proportioneel en veroorzaken onnodige administratieve lasten.
Zorgaanbieders die worden uitgezonderd van deze verplichtingen van de WMG zijn bijvoorbeeld maatschappen die een uitsluitend zorg verlenen anders dan verzekerde zorg op grond van de Wlz, zorgaanbieders die uitsluitend vervoer verzorgen en zorgaanbieders die uitsluitend zorgen voor het schoonhouden van de woonruimte zoals bedoeld in de Wlz. Voor een volledig overzicht van de zorgaanbieders die uitgezonderd worden van de genoemde verplichtingen van de WMG, zie hier de tekst van het wetsvoorstel.
Heeft u vragen over dit nieuwsbericht? Neem dan contact op met Dimitri van Hoewijk.