Blog
5 min read
Kaderrichtlijn water: impact op het Nederlandse bedrijfsleven
13 November 2024

De recente inbreukprocedure die de Europese Commissie tegen Nederland is gestart, heeft de Kaderrichtlijn Water (KRW) opnieuw in het brandpunt van de belangstelling geplaatst. Nederland staat nu voor aanzienlijke uitdagingen in het voldoen aan de eisen van deze richtlijn. Het niet-naleven van de KRW kan niet alleen gevolgen hebben voor de waterkwaliteit, maar ook leiden tot (juridische) complicaties voor bedrijven.

In dit artikel verkennen Jeanette Ozinga en Pim Oremans de huidige situatie, en sluiten af met de conclusie: bedrijven die met dit onderwerp te maken hebben kunnen zich het best proactief voorbereiden.

De Kaderrichtlijn Water

De KRW, die sinds 2000 van kracht is, heeft als doel ervoor te zorgen dat al het oppervlakte- en grondwater in de Europese Unie tegen 2027 voldoet aan bepaalde chemische en biologische kwaliteitsnormen. De KRW verplicht lidstaten om maatregelenprogramma’s op te tellen om een goede watertoestand van rivieren en meren te waarborgen. Deze maatregelen moeten worden opgenomen in stroomgebiedbeheerplannen, die om de zes jaar moeten worden opgesteld en aan de Europese Commissie moeten worden gerapporteerd. Elk maatregelenprogramma moet basismaatregelen omvatten om verschillende soorten waterverstoring (zoals onttrekking en lozing) te reguleren. De lidstaten zijn vervolgens verplicht deze controles, waaronder de voor deze doeleinden verleende watervergunningen, periodiek te evalueren en bij te werken.

Nederland staat er slecht voor, en staat voor moeilijke keuzes

Hoewel ruim driekwart van het totaal aan de KRW-doelen in alle waterlichamen in Nederland gehaald wordt, is er nog een lange weg te gaan. Ondanks aanzienlijke verbeteringen in de waterkwaliteit, blijft de aanwezigheid van schadelijke stoffen een probleem. Naar de koers van de afgelopen jaren lijkt Nederland de deadline van 1 januari 2027 niet te gaan halen. Daarom heeft de voormalige minister Harbers vorig jaar een impulsprogramma opgezet. Tegelijkertijd stelde Harbers echter dat het onduidelijk is of de bestaande strategieën voldoende zijn om de gestelde doelen te realiseren.

Dit is zorgwekkend, vooral omdat de eenvoudig te implementeren maatregelen al zijn doorgevoerd, terwijl de resterende stappen moeilijkere bestuurlijke keuzes met zich meebrengen. Deze keuzes hebben betrekking op activiteiten die watervervuiling veroorzaken, maar economisch van belang zijn. Denk hierbij aan de omvang van de veestapel, het gebruik van bepaalde stoffen in consumentenproducten en de impact van industriële processen op de waterkwaliteit. De toekomst zal moeten uitwijzen welke (verdere) keuzes het huidige kabinet hierover zal maken.

Impact op bedrijven

De impact van de KRW op Nederlandse bedrijven zal de komende jaren verder groeien. In de aanmaningsbrief van de Europese Commissie wijst zij Nederland er bijvoorbeeld op dat in Nederland vergunningen voor wateronttrekkingen of -lozingen in water voor onbepaalde tijd worden verleend, en dat periodieke herziening van zulke vergunningen niet is vereist. Ook wijst de Commissie op het ontbreken van een periodieke toetsing bij verlening van vergunningen op grond van algemene regels. Dat schept de verwachting dat zulke ontwikkelingen de komende jaren op bedrijven af zullen gaan komen.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat, als Nederland de deadline van 2027 niet haalt, procedures worden aangespannen tegen vergunningen met als doel Nederland aan de KRW te houden. Die ontwikkeling was (en is) ook zichtbaar bij bijvoorbeeld stikstofdepositie op Natura2000-gebieden, naar aanleiding van de Habitatrichtlijn.

Wat kunnen bedrijven doen?

Ondanks de onduidelijkheid over hoe (en of) Nederland aan de KRW zal gaan voldoen per 1 januari 2024, zijn er stappen die bedrijven die afhankelijk zijn van water, zoals de industrie, landbouw en bouw, nu al kunnen ondernemen om zich voor te bereiden op de veranderingen in de waterkwaliteitsnormen en vergunningverlening. Om te beginnen: bewustwording van de impact van hun activiteiten op de waterkwaliteit. Welke stoffen loost het bedrijf op water? Hoeveel grondwater wordt er onttrokken? Of worden er bijvoorbeeld stoffen in producten verwerkt die schadelijk kunnen zijn als zij in het water belanden?

Daarnaast is het aan te raden dat bedrijven de juridische gevolgen van eventuele vergunningswijzigingen inventariseren. Voldoen de huidige vergunningen aan de eisen van de KRW? Denk daarbij niet alleen aan watervergunningen, maar ook bijvoorbeeld aan omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten. En wat zijn de mogelijke gevolgen als blijkt dat een vergunning niet aan de eisen voldoet? Bedrijven moeten zich erop voorbereiden dat de komende jaren strengere eisen kunnen gaan gelden. Dat kan zowel voor nieuw te verlenen vergunningen als reeds bestaande vergunningen gelden.

Met deze factoren in het achterhoofd kan het nodig zijn om in de toekomst bedrijfsprocessen aan te passen. Wellicht is bijvoorbeeld nog R&D nodig om bepaalde stoffen te minimaliseren, of kan watergebruik, -onttrekking of -lozing verder worden teruggebracht. Misschien moet worden geanticipeerd op het installeren van mitigerende maatregelen zoals filters of aanpassing van productieprocessen. Uiteraard is hierbij ook van belang hoe maatregelen en eisen financieel verantwoord in de bedrijfsvoering kunnen landen.

Conclusie

De Kaderrichtlijn Water vormt een aanzienlijke uitdaging voor Nederland, en mede door de achterblijvende waterkwaliteit ook zeker voor het bedrijfsleven. Het is cruciaal dat bedrijven zich proactief voorbereiden op de veranderingen die komen gaan. Door inzicht te krijgen in hun impact, de mogelijke juridische gevolgen, en zo nodig aanpassingen te doen in hun processen, kunnen zij voorkomen dat zij voor verrassingen komen te staan.

Terug
Kaderrichtlijn water: impact op het Nederlandse bedrijfsleven