Voor de levering van de meeste IT-gerelateerde diensten zal het COVID-19 virus geen overmacht opleveren. Waar het werk het vereist, mogen mensen gewoon werken. En juist in de IT-sector wordt men geacht bekend te zijn met de noodzaak van “business continuïteitsplannen”. Als het goed is, voorzien die plannen in de mogelijkheid voor mensen om thuis of (ook) op een andere locatie te werken. Dit zorgt er voor dat er wordt voldaan aan het advies van de overheid (om bijvoorbeeld gepaste afstand te bewaren), terwijl door kan worden gewerkt.
Bij projecten waar klant en leverancier gezamenlijk ontwikkelen of implementeren, ontstaat er wel een aantal uitdagingen. Waar gesprekken tot vorige week fysiek werden gevoerd, worden deze nu op afstand gevoerd (veelal op verzoek van de klant). Het is uiteraard van belang dat zo effectief mogelijk te doen. Waarschijnlijk door middel van Microsoft Teams, Skype, Zoom of vergelijkbare methodes. Overleg moet mogelijk beter worden voorbereid of gedisciplineerder worden gevoerd. Bij betrokkenheid van grotere groepen, zal het overleg wellicht in kleinere groepjes moeten worden voorbereid. En waarschijnlijk is het zinvol om de voortgang beter te monitoren, zodat waar nodig sneller kan worden bijgestuurd.
Daarnaast wordt in bijdragen over dit onderwerp veelal gewezen op contractuele clausules waarin “ziekte”, soms in de beperkende variant “epidemieën en pandemieën”, expliciet als overmacht wordt bestempeld. COVID-19 zal in deze gevallen als overmacht kwalificeren. Dit betekent echter niet dat partijen niet meer hoeven te presteren. De overmacht moet namelijk toerekenbaar zijn aan COVID-19. De overmacht clausule bepaalt veelal dat een partij niet gehouden is tot nakoming, indien hij daartoe verhinderd is als gevolg van overmacht. Causaliteit is dus vereist. In de IT is die causaliteit er veelal niet, zeker niet waar het continuïteitsprocessen betreft die (voorlopig) ook gewoon met COVID-19 kunnen doorgaan.
Dus misschien vormt COVID-19 wel overmacht zoals gedefinieerd in een overeenkomst, maar biedt het geen grondslag voor een succesvol beroep op overmacht in de zin dat je niet hoeft te presteren. Ofwel: geen ‘overmacht’ (een niet-toerekenbare tekortkoming) in de zin van 6:75 BW.