Er wordt al jaren over gesproken en gemopperd: waarom schrijven advocaten toch steeds langere processtukken en kan hier niet iets aan gedaan worden? De kogel is inmiddels door de kerk. In zaken van na 1 april jl. geldt bij de hoven een limiet voor het aantal bladzijden van processtukken (25 pagina’s voor reguliere memories en 15 pagina’s voor nadere memories en memories in incidenteel appel). Ook gelden er voorschriften voor de lettergrootte, regelafstand en kantlijnen.
Processtukken zijn volgens de hoven vaak nodeloos lang en bevatten veel herhalingen. De rechters en advocaat van de wederpartij zijn te veel tijd kwijt met het lezen en doorgronden van een te lang processtuk. Zo zou het risico bestaan dat het hof belangrijke details over het hoofd ziet of de stukken anders uitlegt dan partijen. Volgens de hoven komt ook het beginsel van hoor en wederhoor onder druk te staan als de wederpartij het zich financieel niet kan veroorloven om haar advocaat extra tijd te laten besteden aan de reactie op een te lang processtuk.
Er is veel kritiek op de nieuwe plannen. Zo hebben de adviescommissies burgerlijk procesrecht en intellectuele eigendom van de NOVA buitengewoon kritische adviezen hierover uitgebracht. Op 26 mei a.s. dient er zelfs een kort geding van een groep advocaten bij de rechtbank Den Haag om deze nieuwe regels van tafel te krijgen. Ook zijn er kamervragen hierover gesteld. De minister moet daar nog op antwoorden.
Naar aanleiding van al de kritiek heeft de Rechtspraak in ieder geval – naast ruimere maxima voor in octrooizaken – het regiem voor het aanvragen van afwijkingen van de nieuwe regels aangevuld (zie art. 11.6, klik hier). Zo kan onder meer een dergelijk verzoek worden gedaan als een partij een “groot” financieel belang heeft bij een zaak en er “veel” geschilpunten moeten worden besproken. De wederpartij mag zich steeds over zo’n verzoek uitlaten en zelfs nadat een stuk is ingediend dat aan de voorschriften voldoet, is het nog mogelijk een verzoek te doen tot het nemen van een aanvullend stuk.
Het is de vraag of met deze nadere uitzonderingen het kort geding van 26 mei a.s. (nog) als heel kansrijk kan worden beschouwd. Groter lijkt de kans dat na verloop van tijd de regeling weer wordt afgeschaft omdat het te gecompliceerd is gebleken in de uitvoering. Het zou mij niet verbazen als hier dan toch een – wat ik dan maar noem – overwinning wordt uitgesleept in de zin dat er een verandering in het denken bij advocaten is teweeggebracht.