Ondersteunend medisch specialisten toch niet uitgezonderd van concurrentiebeding
Vorig jaar oordeelde de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg dat een radioloog ondanks een concurrentiebeding in de ledenovereenkomst met het MSB in loondienst kon treden bij een ander ziekenhuis. Volgens de voorzieningenrechter was niet aannemelijk gemaakt dat het in loondienst treden onder de reikwijdte van het concurrentiebeding viel. Het hof heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter recent bekrachtigd, maar plaatste er wel kanttekeningen bij.
Voorzieningenrechter: radioloog niet gebonden aan concurrentiebeding
De radioloog kwam in kort geding op tegen de handhaving van het concurrentiebeding in de ledenovereenkomst met het MSB. Het MSB had de ledenovereenkomst opgezegd en de radioloog wilde een arbeidsovereenkomst aangaan met een ander ziekenhuis. Het concurrentiebeding in haar ledenovereenkomst hield kort gezegd in dat de radioloog zich 2 jaar zou onthouden van “directe en indirecte participatie in een zorgaanbod buiten de onderneming van het MSB dat concurreert met de overgedragen opdracht”.
Vraag was of participeren in zorgaanbod ook een arbeidsovereenkomst omvat. Dat bleek niet letterlijk uit de tekst en het was dan aan het MSB om feiten aan te dragen waarom toch voor de radioloog duidelijk moest zijn dat het eronder viel. De voorzieningenrechter concludeerde uiteindelijk dat die feiten er niet waren. Daarbij woog hij mee dat met “zorgaanbod” wordt gedoeld op het geheel aan (mogelijke) behandelovereenkomsten met (potentiële) patiënten. De radioloog participeerde niet in een dergelijk zorgaanbod, want zij had als ondersteunend specialist geen poortfunctie en dus geen eigen patiënten: het is de poortspecialist die de behandelovereenkomst met patiënten aangaat en de zorgprestatie declareert (uit de inkomsten daarvan worden de ondersteunend specialismen betaald).
Het MSB kwam daarom geen beroep op het concurrentiebeding toe.
Hof: geen zuiver taalkundige uitleg concurrentiebeding
Het MSB ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter. Op 25 februari jl. bekrachtigde het hof deze uitspraak, maar overwoog daarbij dat hij zich niet kon vinden in de zuiver taalkundige uitleg van het concurrentiebeding. Het hof achtte het niet ondenkbaar dat de bodemrechter het verrichten van arbeid als radioloog in loondienst van het andere ziekenhuis onder ”directe en indirecte participatie in een zorgaanbod dat concurreert met de overgedragen opdracht” zou scharen. Volgens het hof wezen de aard en strekking van het beding op een ruimere uitleg. Dat de radioloog een ondersteunend specialisme uitoefende, deed daaraan niet af.
Het hof benadrukte dat hij in kort geding geen oordeel geeft over de precieze uitleg van het concurrentiebeding. Het gaat om het verkrijgen van een voorlopig oordeel. Van doorslaggevend gewicht waren volgens het hof in dit geval de omstandigheden dat:
- de radioloog al arbeid verrichtte in het andere ziekenhuis;
- de werkingstermijn van het beding bijna afliep; en
- de radioloog sterk gebonden was aan de omgeving.
Het hof hield de voorlopige voorziening daarom in stand: de radioloog kon in loondienst blijven ondanks het concurrentiebeding. De deur die was opengezet voor ondersteunend specialisten om ondanks een concurrentiebeding in de ledenovereenkomst in loondienst te treden bij een ziekenhuis lijkt hiermee echter weer grotendeels gesloten.