BRZO+ heeft recent een onderzoek afgerond naar de instrumenten die landelijk worden ingezet om achterblijvende BRZO-bedrijven in beweging te krijgen. Bij de bepaling of een bedrijf als achterblijvend wordt beschouwd, gebruiken de toezichthouders bepaalde indicatoren, waaronder de landelijke BRZO-ranking en eerdere inspectiegegevens.
De instrumenten die zijn onderzocht, zijn ingedeeld in negen verschillende thema’s. Het overzicht toont een breed palet aan preventieve en repressieve mogelijkheden die de overheidsdiensten samen hebben om ervoor te zorgen dat de veiligheidsregels worden nageleefd. Per onderzocht instrument wordt ingegaan op de effectiviteit en volgen aanbevelingen voor wat betreft de inzet en het gebruik. Daartoe zijn verdiepende interviews gehouden met de toezichthouders en is een wetenschappelijk multidisciplinair panel ingericht.
Inzet van strafrecht
Een van de instrumenten betreft de inzet van het strafrecht. Ten aanzien van de inzet van enkele strafrechtelijke instrumenten wordt opgemerkt dat het effect hiervan slecht meetbaar is. De reden hiervan is de lange looptijd van dergelijke onderzoeken en het feit dat de hoogte van de sanctie in relatie tot het vergrijp van grote invloed kan zijn op de effectiviteit. Meer specifiek bevelen de BRZO-toezichthouders aan om vaker, naast het BRZO-bedrijf, ook feitelijke leidinggevers persoonlijk te vervolgen. Dit instrument wordt als kansrijk gezien.
Inzet van bestuursrecht
Daarnaast wordt aangemoedigd om bij het strafrechtelijke feitenonderzoek de informatie van het bestuursrecht te combineren. Ook wordt voorgesteld maatwerk toe te passen en te experimenteren met alternatieven, zoals een gesprek met de officier van justitie. Het zijn voorstellen die begrijpelijk zijn vanuit een zoektocht naar de inzet en effectiviteit van instrumenten, maar vanuit het perspectief van rechtsbescherming kritisch dienen te worden gevolgd. Dit pleit voor de (blijvende) tussenkomst van advocaten ingeval het strafrecht wordt ingezet.