2 min read

Per 1 oktober stopzetting digitaal procederen en verruiming mondeling behandeling

15 July 2019

Vandaag (15 juli 2019) is de wet tot intrekking van de verplichting om digitaal te procederen bij de (pilot-) rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en tot verruiming van de mogelijkheden van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2019/241). Deze wet treedt met ingang van 1 oktober 2019 in werking (Stb. 2019/247).

Met de invoering van de KEI-wetgeving tot digitalisering en vereenvoudiging van de civiele procedure is in 2017 een begin gemaakt. De Hoge Raad is als eerste van start gegaan. Sinds 1 maart 2017 geldt de KEI-wetgeving in civiele vorderingszaken die vanaf die datum in cassatie aanhangig worden gemaakt (Stb. 2017/16). Daarnaast is op 1 september 2017 – vooruitlopend op een landelijke uitrol – een verplichte KEI-pilot gestart bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland voor (nieuwe) handelsvorderingszaken waarbij procesvertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven (Stb. 2017/174).

Maar in december 2017 is verdere landelijke invoering uitgesteld nadat de Raad voor de Rechtspraak had vastgesteld dat het realiseren van digitaal procederen complexer bleek dan was voorzien en daarom meer tijd en geld zou kosten.

De Raad voor de Rechtspraak heeft inmiddels een nieuw basisplan vastgesteld. De bedoeling is dat steeds per zaakstroom wordt gestart met digitale indiening van stukken op basis van vrijwilligheid (de zogenoemde “reset” van KEI). Hiervoor is nodig dat de wetgeving op basis waarvan bij de pilot-rechtbanken verplicht digitaal wordt geprocedeerd, wordt ingetrokken, zodat voor alle rechtbanken hetzelfde uniforme procesrecht zal gelden. Daarin voorziet deze wet onder meer. Tot 1 oktober a.s. blijft KEI-Rv en de verplichte digitalisering van kracht in (nieuwe) handelsvorderingszaken bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland. In cassatie blijft de huidige verplichting tot digitaal procederen gewoon gelden en dus ook in de toekomst.

Verder voorziet deze wet ook in verruiming van de processuele mogelijkheden rondom en tijdens de mondelinge behandeling, waaronder meer regiemogelijkheden voor de rechter en het onder ede horen van getuigen bij de eerste zitting. Ook wordt het recht op pleidooi van art. 134 Rv als afzonderlijke proceshandeling afgeschaft. Daar staat tegenover dat in de wet komt te staan dat de rechter gelegenheid voor een mondelinge behandeling móet bieden als deze niet heeft plaatsgevonden (art. 87 lid 8 Wijzigingswet).

Voor nadere informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Robert Hendrikse, praktijkgroep Proces- en Verzekeringsrecht.