Nederland zoekt naar een andere manier van werken. Zo ook het onderwijs. Het besluit om de scholen te sluiten, kan op breed draagvlak rekenen. Maatschappelijke ontwikkelingen stonden zelfs centraal in de beslissing om de scholen te sluiten. Maar wat betekent het voor bestuurders, docenten, ouders en leerlingen? Want het onderwijs gaat door. Niet in de klas, maar wel daarbuiten. Het onderwijsteam van Van Doorne gaat deze week in op de verschillende gevolgen van de Covid-19-maatregelen. Vandaag de basis: wat is er nu eigenlijk besloten, wie blijft waarvoor verantwoordelijk en wat levert dat op?
Verloop van beleidsmaatregelen tot nu toe
Op vrijdag 13 maart 2020 besluit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (“ministerie”) op basis van de adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (“RIVM”) om de scholen en kinderopvang nog open te houden. De gezondheidsrisico’s voor kinderen en jongeren zouden laag zijn. Daarnaast zou deze doelgroep een geringe rol spelen bij de verspreiding van het virus. In het bijzonder de schoolleiders spreken zich bij monde van de AVS nog dezelfde dag uit voor sluiting van de scholen, een dag later gevolgd door de Federatie Medisch Specialisten (“FMS”). Scholen maken verschillende afwegingen en docenten laten van zich horen, onder meer door de vakbonden. Uiteindelijk leidt dat ertoe dat op zondag 15 maart 2020 de volgende maatregelen worden genomen.
- Scholen en kinderdagverblijven zijn vanaf maandag 16 maart tot en met maandag 6 april gesloten. Deze maatregel geldt ten aanzien van scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en mbo.
- Kinderen van ouders die cruciale beroepsgroepen in de samenleving vervullen krijgen wel op gemeentelijk niveau opvang in de school en het kinderdagverblijf, zodat hun ouders kunnen blijven werken. De betreffende opvang is kosteloos; een nadere uitwerking volgt nog.
- Docenten gaan onderwijs op afstand organiseren voor kinderen die thuis zitten, met prioriteit voor eindexamenleerlingen in het voortgezet onderwijs en het mbo.
Wie blijft waarvoor verantwoordelijk?
Het besluit om de scholen te sluiten bestaat niet uit een opschorting van wettelijke verplichtingen. Er zijn verschillende Kamerbrieven gepubliceerd, maar er is geen ‘noodwet’. De verschillende verplichtingen van ouders, leerlingen en scholen blijven dus ook in de komende weken aan de orde, alhoewel in zeer verschillende mate praktisch uitvoerbaar. Een dwarsdoorsnede.
- Voor scholen geldt de plicht om onderwijs te verzorgen en het onderwijs zodanig in te richten dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen (artikel 8 Wpo en artikel 2 Wvo). Dat betekent dus: thuisonderwijs, zoals dat ook al jaren voor zieke kinderen de norm is (artikel 8 lid 10 Wpo, artikel 6b Wvo, zie ook hieronder).
- Verder heeft ieder schoolbestuur de zorgplicht om de veiligheid op de school te waarborgen (artikel 4c Wpo, artikel 3b Wvo). Dit geldt voor de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen. Voor de leerlingen die nog wel naar school gaan omdat hun ouders werkzaam zijn in vitale beroepen dienen dus maatregelen te worden genomen om de hygiëne te waarborgen. Zo goed en zo kwaad als het kan, want de schoonmaakmedewerkers zijn op veel scholen ook naar huis gestuurd.
- Ouders blijven verantwoordelijk, op grond van de leerplicht. Ouders van leerlingen er voor zorg dienen te dragen dat hun kind ingeschreven is bij een school en deze school geregeld bezoekt (artikel 2 lid 1 Lpw). Omdat leerplicht in Nederland in feite een schoolplicht betekent, is deze regel de meest in het oog springende regel die met de afgekondigde sluiting niet kan worden nageleefd.
- Leerlingen vanaf 12 jaar hebben een eigen verantwoordelijkheid op grond van de leerplicht (artikel 2 lid 3 Lpw) en uiteraard blijft ook de kwalificatieplicht voor jongeren tot 18 jaar van kracht (artikel 4a en 4b Lpw). Voor hen geldt dus ook dat het hen door de sluiting van de scholen in feite onmogelijk wordt gemaakt hun wettelijke verplichtingen na te komen.
De onderwijswetten kennen tal van (gedetailleerde) uitwerkingsregels, zoals het aantal onderwijsuren dat moet worden verzorgd, de onderwijsdagen die mogen worden meegeteld en de eisen die aan het contact tussen docent en kind worden gesteld. De Minister heeft bijna evenzoveel mogelijkheden om in nadere regelgeving daarvan af te wijken, maar daarvan is nog geen gebruik gemaakt. De maatregelen van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media impliceren uiteraard wel dat op dit moment wegens overmacht op een andere wijze aan de onderwijsverplichting uitvoering mag worden gegeven (Kamerbrief 15 maart 2020) en de Onderwijsinspectie heeft een algemene taakopdracht om het toezicht proportioneel in te richten (artikel 4 Wot).
Vooruit denken
Voor de leerlingen die thuiszitten geldt dat scholen het onderwijs op andere wijze dan klassikaal onderwijs moeten aanbieden. Dat is een uitvloeisel van de verplichting om het onderwijs zodanig in te richten dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen (artikel 8 Wpo en artikel 2 Wvo). Deze verplichting geldt wettelijk gezien al jaren voor leerlingen die wegens ziekte thuis of in een ziekenhuis verblijven. Thuiswerkpakketten en huiswerkopdrachten vormen daarvan de basis, samen met periodiek contact tussen docent en leerling. Met de maatregelen die gisteren door de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zijn aangekondigd worden scholen opgeroepen om ook voor de leerlingen die preventief thuisblijven het onderwijsproces om een andere wijze te continueren. Het ligt voor de hand – en wij zien dat ook in de praktijk – dat deze vormen op grotere schaal worden toegepast. Dat betekent meer werk thuis voor de leerlingen (en hun ouders) en meer nakijkwerk bij de docent. Scholen die dat al gewend zijn, met name in het internationaal onderwijs zien we dat op grote schaal, schakelen over naar digitale vormen van onderwijs.
Binnen het schooljaar vooruit denken, roept vragen op over de afronding van PTA’s voor examenleerlingen, het uitbrengen van adviezen voor groep-8’ers (inclusief de daarop gebaseerde toelatingsbeslissingen) en bijvoorbeeld de business cases van integrale huisvestingsconcepten (met name publiek-private samenwerking). Wij gaan in de komende dagen op verschillende onderwerpen nader in. Op de lange termijn verwachten we een verdere integratie van verschillende onderwijs- en ontwikkelingsvormen, nu op tal van manieren gewerkt wordt om de overlap en versterking van lesactiviteiten en ontwikkelvaardigheden om te zetten in een manier die ook zonder docent bijdraagt aan de ontwikkeling van leerlingen. Ook daarop gaan we de komende dagen in, mede op basis van ervaringen van onze cliënten.
Meer weten of vragen?
Neem dan contact op met één van onze onderwijsjuristen.