Taxeren van vastgoed: de deskundige aantoonbaar vakbekwaam?
Uitspraken waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘Afdeling’) oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders (hierna: ‘college’) een taxatierapport niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen vanwege een gebrek aan de zijde van de deskundige, zijn schaars. Op de aanvrager – van bijvoorbeeld planschade – rust de bewijslast indien hij de omvang van de schade, het causale verband tussen de schade en de schadeoorzaak en de gestelde schade bestrijdt (ABRS 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, r.o. 8.4). Het uitgangspunt is dat het college in beginsel van de taxatie van een onafhankelijke en onpartijdige deskundige mag uitgaan. Het is dus veelal lastig voor de aanvrager om te stellen dat een taxatierapport onjuist is. De uitzondering op dit uitgangspunt is wanneer er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het rapport naar voren zijn gebracht. Het komt regelmatig voor dat appellanten de vereiste concrete aanknopingspunten voor twijfel zoeken in een gebrekkige deskundigheid van de adviseur. Dergelijke klachten worden echter nauwelijks gehonoreerd. De Afdeling omzeilt namelijk de beoordeling van de deskundigheid vaak door van bepaalde adviesinstanties zonder nadere motivering aan te nemen dat zij zijn aan te merken als ‘onafhankelijke deskundigen’ op het gebied van schade (zie noot S. Schuite bij de uitspraak ABRS 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3983).
Op het toeschrijven van deskundigheid als onbetwistbare eigenschap aan instanties in hun geheel – zonder acht te slaan op de adviseur als individu – werd in de rechtsgeleerde literatuur veel kritiek geuit. Recente jurisprudentie van de Afdeling vertoont dan ook een trend waarin er meer aandacht is voor de concrete persoon van de adviseur. Deze moet in staat zijn aan de hand van objectieve en controleerbare gegevens diens vooronderstelde deskundigheid aan te tonen. Dat kan aan de hand van de registratie bij bepaalde deskundigenregisters, maar bijvoorbeeld ook aan de hand van een werkmatig cv waarin zaken als opleiding en ervaring worden vermeld. In de recente uitspraak van de Afdeling van 28 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3983) had een appellant een aanvraag om tegemoetkoming in planschade ingediend bij het college wegens waardevermindering van zijn woning. Appellant twijfelde aan de deskundigheid van het door het college ingeschakelde adviesbureau SAOZ (‘Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken’), aangezien zij niet deskundig was ter zake van het taxeren van de woning.
De Afdeling oordeelt dat de specifieke opsteller van het advies van de SAOZ niet voldoende heeft aangetoond dat hij objectief en controleerbaar kan worden aangemerkt als deskundige ter zake van het taxeren van onroerend goed. De Afdeling stelt vast dat de deskundige weliswaar staat ingeschreven in het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, maar niet onder vermelding van de juiste specialisatie (in dit geval taxatie). Het betoog van de deskundige dat hij zelf van mening is dat hij desondanks door opleiding, inschrijvingen en ervaring volledig gekwalificeerd is om de onderhavige waardering te verrichten, is – zonder inzichtelijke onderbouwing daarvan – niet voldoende om de door het betoog van appellant gewekte twijfel aan de deskundigheid van deze deskundige ter zake van het taxeren van de woning, weg te nemen.
Wij juichen deze uitspraak, alsmede de recente jurisprudentie van de Afdeling op dit gebied, toe. Het toeschrijven van deskundigheid als onbetwistbare eigenschap aan instanties in hun geheel zonder acht te slaan op de deskundige als individu is niet zonder meer een vanzelfsprekendheid. Een individu dient namelijk aan de hand van objectieve en controleerbare gegevens diens vooronderstelde deskundigheid aan te tonen. Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Ingeborg Wind-Middel of Jordy Wijnmaalen.