Rechtbank Overijssel, 3 september 2024 (publicatie 10 september 2024)
ECLI:NL:RBOVE:2024:4667
Eiser leent een geldbedrag uit aan gedaagde en twee van zijn vennootschappen. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat gedaagde op eerste verzoek van eiser zal meewerken aan het vestigen van een tweetal hypotheekrechten (een “positive pledge”). Desondanks weigert gedaagde na een dergelijk verzoek van eiser mee te werken aan vestiging van de hypotheekrechten. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiser grotendeels toe.
Rechtbank Limburg, 10 juli 2024 (publicatie 22 Augustus 2024)
ECLI:NL:RBLIM:2024:5401
Lloyds is een bankinstelling en financiert Beta NL doormiddel van een zogenoemde ‘Receivables Finance Agreement’. Begin oktober 2018 heeft Lloyds een ‘Payment Hold’ ingesteld en bij brief van 16 november 2018 heeft Lloyds aan Beta NL bericht dat zij de financiering met onmiddellijke ingang beëindigd omdat een groepsmaatschappij tekortschiet in de nakoming van financiële verplichtingen jegens onder andere Lloyds ( een “cross-default”).
Rechtbank Gelderland, 6 september 2024 (publicatie 17 september 2024)
ECLI:NL:RBGEL:2024:6066
Eiser in conventie stelt zich samen met Verweerder in conventie in privé borg voor een lening door Qredits Microfinanciering Nederland aan Bedrijf 3. Nu Eiser in conventie geen verhaal kan halen op Bedrijf 3, vordert Eiser in conventie het meerdere betaalde deel van de borg van Gedaagde in conventie. De Rechtbank wijst de vordering toe en veroordeelt Verweerder in conventie tot betaling van het meerdere.
Rechtbank Limburg, 3 juli 2024 (publicatie 15 augustus 2024)
ECLI:NL:RBLIM:2024:3926
Bank verstrekt een geldlening aan Arborg c.s. voor de realisatie van een clubhuis op de Golfbaan Echt-Susteren. Gedaagden hebben zich beiden borg gesteld voor voor al hetgeen de bank van Arbor c.s. te vorderen heeft. Arbor c.s. is tekort geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen, waarna de bank de Financiering heeft opgezegd en de Gedaagden aanspreekt op hun verplichtingen uit hoofde van de borgtocht. Gedaagden voeren verweer dat de borgtocht vernietigt dient te worden omdat de echtgenoten geen toestemming gegeven hebben; er sprake is van dwaling door oversecurisering; een ontbinding van de borgtocht omdat de bank niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting tot financiering. De vordering van de bank wordt door de Rechtbank toegewezen.
Gerechtshof Den Haag, 20 augustus 2024 (publicatie 3 september 2024)
ECLI:NL:GHDHA:2024:1494
In het zicht van faillissement heeft de hypotheekhouder (Rabobank) ingestemd met de verkoop van onroerend goed. Hierdoor vielen huuropbrengsten na buiten de boedel. De betaling heeft plaatsgevonden nadat de koper betalingsverplichtingen van de failliet jegens de bank heeft overgenomen, met instandhouding van het hypotheekrecht. In Hoger Beroep is geoordeeld dat geen sprake is van benadeling van de gezamenlijke schuldeisers, omdat als alternatief voor de verkoop bij een uitwinning van de zekerheden überhaupt geen huurvorderingen meer ontstaan na de uitwinning. Relevant voor de praktijk, om in het zicht van faillissement als zekerheidshouder te blijven toetsen of geen benadeling van de schuldeisers optreedt, met als maatstaf een uitwinning van de zekerheden.
Gerechtshof Amsterdam, 2 juli 2024 (publicatie 21 augustus 2024)
ECLI:NL:GHAMS:2024:1832
Partijen waren ieder 25% aandeelhouder en als borg hoofdelijk verbonden voor een lening van de Vennootschap. Nadat de vennootschap haar betalingsverplichting niet nakwam, heeft één van de borgen namens de vennootschap betaald. De betalende borg vordert op grond van een regresvordering de helft van hetgeen betaald van zijn medeborg, nu zij zich elk ‘’voor de gehele lening’’ aansprakelijk hebben gesteld. In hoger beroep neemt het hof inderdaad als uitgangspunt dat de borgen voor gelijke delen aansprakelijk zijn, maar hier kan bij bijzondere omstandigheden van worden afgeweken. In casus rechtvaardigden het feit dat één borg (en zijn echtgenote) de dagelijkse en feitelijke leiding hadden de verdeling dat de respectievelijke borg voor 2/3 aansprakelijk was voor de schuld en de andere borg voor 1/3.
Gerechtshof Amsterdam-Leeuwarden, 3 juli 2024 (gepubliceerd 10 september 2024)
ECLL:NL:GHARL:2024:5636
Deze uitspraak behelst een tussenvonnis waarbij verzocht is om nadere (bewijs)stukken in te brengen. Geldverstrekker heeft tegen zakelijk voorwaarden een lening gegeven aan een eenmanszaak. De natuurlijke persoon achter deze eenmanszaak is een jongvolwassene, waarover iedere informatie ontbreekt. De rechter gaat ambtshalve toetsen of deze kredietovereenkomst niet binnen de consumentenbescherming valt. Hierbij staat nog niet vast of de geldverstrekker er op basis van de stukken redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat het krediet voor zakelijke doeleinden gebruikt zou worden. Relevant voor de praktijk om te vergewissen of aangenomen kan worden dat zakelijk krediet redelijkerwijs ook als zakelijk krediet gebruikt zal worden.
Rechtbank Zeeland-West Brabant, 11 april 2024 (gepubliceerd 18 april 2024)
ECLI:NL:RBZWB:2024:2388
X bv, een factoringmaatschappij binnen het A-concern, neemt handelsvorderingen van groepsmaatschappijen over en neemt daarbij het volledige debiteurenrisico over. X bv meent dat de resultaten uit deze activiteiten kwalificeren als ‘rentebaten ter zake van geldleningen’ volgens art. 15b lid 2 Wet VPB 1969. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt echter dat de overeenkomst van X bv niet vergelijkbaar is met een geldlening, omdat X bv de vorderingen zonder voorbehoud en tegen economische waarde overneemt. Hierdoor staat het behaalde resultaat te ver af van rentebaten uit een met een geldlening vergelijkbare overeenkomst. De rechtbank geeft de inspecteur gelijk en stelt dat er geen sprake is van rentebaten voor de toepassing van de renteaftrekbeperking.