Binnenkort verschijnt een nieuwe editie van Strafblad met als thema de moderne uitleg van Latijnse uitdrukkingen in het strafrecht. In dit blog een voorproefje, namelijk een pleidooi voor de introductie van nieuw potjeslatijn “securitas pro poenis” oftewel veiligheid voor bestraffing.
Onderzoeken door bedrijven na ongelukken
Na arbeids- en milieu ongelukken doen bedrijven, daartoe al dan niet wettelijk verplicht, vaak onderzoek naar de oorzaken van het ongeluk. Zij willen weten wat er is gebeurd om maatregelen te nemen en herhaling te voorkomen. De leiding bij dergelijke onderzoeken ligt normaliter logischerwijze bij technici en/of veiligheidskundigen. Directe oorzaken, omstandigheden en achterliggende factoren van het falen van de organisatie worden geanalyseerd. Het onderzoek omvat vaak interviews met betrokkenen.
De informatie die uit deze onderzoeken naar voren komt, kan evenwel niet alleen relevant zijn voor het voorkomen van nieuwe incidenten maar ook voor de juridische beoordeling van het handelen/nalaten van de organisatie en management en betrokkenen van de organisatie.
Vorderingen en inbeslagneming van onderzoeksresultaten
Met wisselend resultaat is deze informatie uit onderzoeken in het kader van strafrechtelijke onderzoek naar die incidenten, op grond van veelal artikel 18 Wet op de economische delicten, gevorderd. In 2014 oordeelde het Hof Den Haag (na verwijzing) een beklag tegen een dergelijke inbeslagneming van een onderzoek gegrond. Het Hof ging daarbij eerst op in een kernoverweging van de Hoge Raad die daaraan voorafging: “Voor de vraag of het nemo-tenetur-beginsel is geschonden, is beslissend of het gebruik tot het bewijs van een al dan niet in een document vervatte verklaring van de verdachte in een strafzaak zijn recht om te zwijgen en daarmee zijn recht om zichzelf niet te belasten van zijn betekenis zou ontdoen.
Het antwoord op deze vraag hangt af van de aard van de in het document vervatte verklaring, waarbij de omstandigheid dat de verdachte de verklaring zelf heeft vervaardigd, niet beslissend is.” Het Hof oordeelde na kennisneming van de stukken, dat (hoewel er ook feitelijke stukken in het inbeslaggenomen materiaal zaten) de stukken als geheel als afhankelijk van de wil van klaagster moesten worden aangemerkt. Het Hof overwoog dat het gebruik van bewijs van het onderzoek het zwijgrecht, en daarmee het recht van klaagster om zichzelf niet te belasten, van zijn betekenis zou ontdoen. Dit leverde strijd om met artikel 6 EVRM Hof den Haag 5 december 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4095)
In het hiervoor genoemde arrest van het Hof Den Haag ging het om een vordering uitlevering. Op 20 maart 2018 oordeelde de Rechtbank Oost-Brabant het beklag ongegrond tegen een beslag op een concept-interne rapportage met betrekking tot een dodelijk ongeval. Klager betoogde onder meer dat rapportages als de onderhavige worden gemaakt om er als organisatie van te leren. Volgens klager was het van groot belang dat medewerkers zich vrij voelen te verklaren, zonder angst te hebben dat er gevolgen zijn voor henzelf door kennisname door justitie en inspectie.
Het Openbaar Ministerie stelde zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond zou moeten worden verklaard omdat het nemo tenetur-beginsel niet aan orde zou zijn, nu klager niet als verdachte was aangemerkt. Ook diende het strafvorderlijk belang naar het oordeel van het Openbaar Ministerie te prevaleren boven de door klager gestelde belangen (Rechtbank Oost-Brabant 20 maart 2018, RK 18/391 (niet gepubliceerd).
Onzekerheid en de rol van advocaten in het onderzoek
De beperkte jurisprudentie over vordering en inbeslagneming van informatie uit interne onderzoeken biedt daarmee geen duidelijk beeld. In de praktijk gaan toezichthouders en het Openbaar Ministerie verschillend om met uit eigen intern onderzoek verkregen informatie. Dit leidt ertoe dat er bij het opstarten van onderzoek veel vragen zijn naar mogelijke latere juridische risico’s. Hoe bijvoorbeeld om te gaan met de verstrekking van mogelijk belastende onderzoeksgegevens in de onderzoeksfase? Hoe te bepalen welke informatie wilsonafhankelijk is en hoe dit onderscheid tussen wilsonafhankelijke en wilsafhankelijke informatie in het onderzoeksrapport tot uiting te laten komen? En niet in de laatste plaats, ook als er niet hoeft te worden uitgeleverd dan kan er wel gewoon een doorzoeking plaatsvinden waarbij het rapport in beslag genomen wordt.
Inbeslagneming kan samengevat niet plaatsvinden als het interne onderzoek niet in opdracht/onder leiding van een techneut of veiligheidskundige, maar onder leiding van een advocaat heeft plaatsgevonden. Voor die route wordt in de praktijk dan ook wel gekozen. Dit is, gelet op het belang dat justitie kennelijk in de stukken stelt, niet zo gek. Het gaat kennelijk om onderzoek dat ook van belang is voor de juridische positiebepaling. Het is ongemakkelijk dat het veiligheidsonderzoek een rol krijgt bij de beantwoording van de strafrechtelijke aansprakelijkheidsvraag. Dit geldt temeer nu er vervolgens een heel circus ontstaat over de vraag hoe vervolgens om te gaan met de uitkomsten van het onderzoek.
Het voorstel tot een kaderwet
Vanuit de bij de Onderzoeksraad voor de veiligheid opgedane ervaring lanceerde de Stichting Maatschappij en Veiligheid in september 2018 een voorstel voor een Kaderwet Onafhankelijk Onderzoek. Voorgesteld werd enerzijds dat de onafhankelijke onderzoeken uitsluitend gericht zouden zijn op en alleen gebruikt mochten worden ten behoeve van de bevordering van de veiligheid. Anderzijds mag de onderzoeksinformatie, inclusief het eindrapport, niet worden gebruikt als bewijs in juridische procedures, waaronder ook tuchtrechtelijke of administratieve procedures. Het onafhankelijk onderzoek mag géén verlengstuk worden van het strafrechtelijk onderzoek. Het idee van het breder trekken van de bescherming van (onafhankelijk) onderzoek buiten het kader van de Rijkswet Onderzoeksraad voor de veiligheid spreekt mij zeer aan. Ik meen zelfs dat het ook niet-onafhankelijk onderzoek zou moeten omvatten. Zou het geen verademing zijn om het veiligheidsonderzoek na een incident te ontdoen van de aansprakelijkheidsvragen in het kader van punitieve opvolging? Dat kan met een Kaderwet, of met aanpassing van specifieke regelgeving.
Geen wet maar een beginsel: Veiligheid voor bestraffing
Misschien lukt het ook met de acceptatie van een nieuw beginsel: securitas pro poenis. De hevige discussies die op dit moment gaande zijn tussen openbaar ministerie en advocatuur op het gebied van interne onderzoeken en verschoningsrecht in he fraude domein – discussies die nog lang door zullen gaan – maken een afzonderlijke securitas pro poenis oplossing des te belangrijker.
Dit blog is eerder gepubliceerd op SDU.nl.