5 min read
Voorstel Tijdelijke betalingsuitstelwet 2020: introductie van wettelijk "corona-verweer" voor ondernemingen in liquiditeitsproblemen door overheidsmaatregelen tegen het coronavirus
5 June 2020

Door de overheid zijn sinds maart 2020 diverse maatregelen genomen die liquiditeitsproblemen als gevolg van beperkende overheidsmaatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) moeten verlichten. Daarnaast houden ook bepaalde marktpartijen zoals de Nederlandse grootbanken rekening met de pandemie, bijvoorbeeld via betalingsuitstel aan hun debiteuren.

Het is echter te verwachten dat in de komende periode vaker situaties ontstaan waarin partijen niet (langer) mee willen werken aan een betalingsregeling en kiezen voor de strategie om via een faillissementsverzoek of een verhaalsactie betaling van hun schuldenaar af te dwingen. Ter voorkoming van de ongewenste gevolgen hiervan is op 4 juni 2020 het Voorontwerp Tijdelijke betalingsuitstelwet 2020 ter consultatie voorgelegd aan de markt. Het is de verwachting dat het wetsvoorstel al op korte termijn in werking treedt.

Doel van de wet

Met het Voorontwerp Tijdelijke betalingsuitstelwet 2020 wil de wetgever schuldeisers weerhouden van het nemen van verhaalsacties richting bepaalde ondernemingen en deze na de versoepeling van beperkende overheidsmaatregelen tegen het coronavirus de gelegenheid geven om hun bedrijf in relatieve “rust” weer (volledig) op te starten. Het wetsvoorstel biedt in de kern de mogelijkheid om ondernemingen die (direct of indirect) door de beperkende coronamaatregelen in liquiditeitsproblemen zijn gekomen te behoeden voor vermijdbare faillissementen of verhaalsacties van schuldeisers en de schade als gevolg van het coronavirus aan de economie zoveel als mogelijk te beperken.

Voor wie?

Het wetsvoorstel heeft kort samengevat betrekking op ondernemingen die, als de beperkende overheidsmaatregelen tegen het coronavirus niet waren afgekondigd, niet in liquiditeitsproblemen waren gekomen en hun continuïteit niet in het geding was gekomen.

Inhoud van de regeling en voorwaarden

De kern van de regeling is dat een onderneming die geconfronteerd wordt met een jegens hem ingediend faillissementsverzoek, de mogelijkheid krijgt om de rechtbank te vragen om de behandeling van dit verzoek aan te houden. Aanhouding kan worden verzocht voor een termijn van maximaal twee maanden. Daarna kan deze termijn op verzoek van de schuldenaar nog twee maal worden verlengd met een termijn van maximaal twee maanden.

Een verzoek tot aanhouding zal alleen slagen als voldaan is aan al deze voorwaarden:

  • de onderneming kan zijn betalingsverplichtingen tijdelijk niet voldoen vanwege een gebrek aan liquide middelen;
  • deze liquiditeitsnood is hoofdzakelijk of uitsluitend ontstaan doordat de onderneming vanwege de beperkende maatregelen die de overheid in verband met het coronavirus sinds 16 maart jl. heeft afgekondigd, zijn bedrijfsvoering niet (volledig) heeft kunnen voortzetten;
  • voor de afkondiging van de beperkende maatregelen was geen sprake van financiële problemen;
  • de onderneming heeft verdiencapaciteit en toekomstperspectief; en
  • de schuldeiser die het faillissementsverzoek heeft ingediend, wordt met de aanhouding niet wezenlijk en onredelijk in zijn belangen geschaad

De rechtbank zal een aanhoudingsverzoek – net als nu ook gebruikelijk is bij het faillissementsverzoek zelf – beperkt toetsen. Dit betekent dat de rechtbank na een kort, maar kritisch onderzoek moet kunnen vaststellen of voldaan is aan bovenstaande voorwaarden. Om de rechtbank in staat te stellen dit onderzoek te verrichten, zal de schuldenaar zijn verzoek goed moeten onderbouwen en ook moeten voorzien van onderliggende documenten.

In aanvulling op het bovenstaande geeft het wetsvoorstel een schuldenaar die geconfronteerd wordt met een schuldeiser die niet zijn faillissement aanvraagt, maar wel overgaat tot conservatoir beslag of tot executie van een zekerheidsrecht of een beslag, de mogelijkheid om via een kort geding de voorzieningenrechter te vragen om de executie te schorsen of het beslag op te heffen. Voor een beroep hierop is niet vereist dat er al sprake is van een geslaagd verzoek tot aanhouding van een faillissementsverzoek. Voor de toewijzing van het verzoek gelden wel dezelfde voorwaarden als voor de toewijzing van een verzoek tot aanhouding van de behandeling van een faillissementsaanvraag zoals hiervoor opgesomd.

Het wetsvoorstel maakt overigens duidelijk dat de daarin opgenomen regeling niet geldt indien de Belastingdienst jegens een schuldenaar faillissement aanvraagt of overgaat tot verhaalsacties. De reden hiervoor is dat de Belastingdienst al een eigen pakket aan maatregelen heeft geïntroduceerd op basis waarvan ondernemingen uitstel van betaling kunnen krijgen voor het voldoen van belastingen.

Gevolgen van een verzoek tot aanhouding

Als het verzoek om aanhouding van het faillissementsverzoek door de rechtbank wordt toegewezen, heeft dit ook tot gevolg dat de schuldenaar uitstel van betaling wordt verleend ten opzichte van de schuldeiser(s) die het faillissementsverzoek heeft (hebben) ingediend. Dit uitstel geldt gedurende de periode van aanhouding van het faillissementsverzoek.

Verder geldt ten opzichte van de schuldeiser(s) die het faillissement heeft (hebben) verzocht het volgende:

  • Gedurende de aanhouding van het faillissementsverzoek kan de betreffende schuldeiser niet overgaan tot beëindiging, opschorting of ontbinding van zijn overeenkomst(en) met de schuldenaar.
  • Als het aanhoudingsverzoek wordt toegewezen, dan kan de verzoeker de rechtbank onder andere ook vragen om te bepalen dat de schuldeiser die het faillissementsverzoek heeft ingediend, ook zijn bevoegdheid tot uitwinning van zekerheden (pand- en/of hypotheekrechten) op goederen van de schuldenaar niet langer kan uitoefenen zonder machtiging van de rechtbank.

(Geen) gevolgen voor overige schuldeisers

Het uitstel van betaling geldt niet voor de overige schuldeisers van de schuldenaar. Het verleende uitstel van betaling verandert verder ook niets aan de opeisbaarheid van diens schulden en de rangorde van schuldeisers. Tot slot geldt dat, indien de schuldenaar nieuwe verplichtingen aangaat of er een nieuwe betaaltermijn vervalt bij een lopende overeenkomst (bijvoorbeeld een huurovereenkomst), hij die moet kunnen voldoen. Hiermee wordt voorkomen dat de schulden van de schuldenaar tijdens het betalingsuitstel verder toenemen.

Datum inwerkingtreding en geldingsduur

Voor het wetsvoorstel geldt een (zeer) korte consultatieperiode tot 11 juni 2020. Gelet op de doelstellingen van het voorstel valt het te verwachten dat de wet niet lang daarna in werking treedt. De wet blijft in ieder geval van kracht tot 1 oktober 2020. Het voorstel biedt evenwel de optie de geldingsduur van de wet steeds met twee maanden te verlengen.

Meer weten?

Voor meer informatie over de (eventuele) gevolgen voor uw onderneming van de Tijdelijke betalingsuitstelwet 2020 kunt u contact opnemen met Jelmer Baukema van het team Insolventie & Herstructurering.