Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen – stemming uitgesteld

Deze wet implementeert de Richtlijn (EU) 2022/2041 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie door een wijziging in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De Richtlijn schrijft procedures voor die van toepassing moeten zijn bij het vaststellen van minimumlonen, bevordert collectieve onderhandelingen over loonvorming en gaat in op de daadwerkelijke toegang van werknemers tot minimumlonen. Lidstaten behouden de vrijheid om zelf de hoogte van het minimumloon te bepalen. De Richtlijn bevat veel elementen die in Nederland al onderdeel zijn van de bestaande praktijk, de implementatie van de Richtlijn leidt daarom tot een beperkt aantal wijzigingen in de Wml.
De Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen (hierna: implementatiewet) regelt dat de evaluatie van het minimumloon plaatsvindt aan de hand van een aantal criteria, afkomstig uit de Richtlijn. Die criteria moeten ook worden meegewogen bij een bijzondere beleidsmatige vaststelling van het minimumloon. Daarbij gaat het om:
- de koopkracht van het minimumloon, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud;
- het algemene niveau van de lonen en de verdeling ervan;
- het groeipercentage van de lonen; en
- nationale productiviteitsniveaus en -ontwikkelingen op lange termijn.
Deze elementen worden toegevoegd aan artikel 14 Wml waarin ook nu al staat hoe het minimumloon aangepast moet worden aan de maatschappelijke ontwikkelingen.
In Nederland wordt bij de evaluatie van de hoogte van het minimumloon onder andere gekeken naar het inkomen van minimumloonverdieners ten opzichte van kosten van levensonderhoud en naar hoe het minimumloon zich verhoudt tot de ontwikkeling en de verdeling van andere lonen. De Richtlijn bepaalt dat bij de evaluatie de toereikendheid van het minimumloon wordt beoordeeld aan de hand van indicatieve referentiewaarden. Deze veelal nu al gehanteerde referentiewaarden zullen bij ministeriële regeling worden vastgesteld, waarbij onder andere aandacht zal worden besteed aan:
- de noodzaak dat werken loont;
- de mate waarin minimumloonverdieners delen in de algemene welvaartsontwikkeling; en
- arbeidsmarkteffecten van eventuele aanpassingen van het wettelijk minimumloon.
In het vaststellen van de hoogte van het minimumloon (bij wet of via cao) blijven lidstaten vrij, maar zij moeten bij het bepalen van de hoogte van het minimumloon wel rekening houden met sociaaleconomische omstandigheden en regionale en sectorale verschillen.
De implementatiewet voorziet tevens in een benadelingsverbod voor de werkgever jegens de werknemer als die zijn recht op het minimumloon geldend maakt, daartoe bijstand heeft verleend of hierover een klacht heeft ingediend. Daarnaast heeft de implementatiewet voor werkgevers vooral gevolgen in de sfeer van het collectief overleg.
Uitgangspunt van de Richtlijn is dat sociale partners bij het vaststellen en aanpassen van wettelijke minimumlonen en bij het bevorderen van collectieve onderhandelingen worden betrokken. In lidstaten waar minder dan 80% van de werknemers onder een collectieve arbeidsovereenkomst vallen, wordt, ongeacht het hebben van een wettelijk minimumloon of niet, gevraagd om in samenwerking met sociale partners een actieplan op te stellen om collectieve onderhandelingen te bevorderen. Onderzoek in Nederland door het CBS naar aanleiding van de Richtlijn wijst uit dat er een dalende trend is te zien in het niveau van de dekkingsraad van collectieve onderhandelingen en dat deze onder de 80% ligt. Daarom, zo staat in de toelichting bij de implementatiewet, zullen er stappen worden gezet om tot een actieplan te komen, waarbij gedacht kan worden aan het in beeld brengen van de oorzaken voor de daling in de dekkingsgraad en overleg over wat hier aangedaan kan worden met sociale partners.
Stemming Eerste Kamer
Na een eerste behandeling in de Eerste Kamer op 14 januari 2025 is de stemming over de wet uitgesteld tot een moment waarop meer duidelijkheid is over de bevoegdheid van de Europese Unie, waarover het Europese Hof in een Deense zaak (zie hierna) uitspraak zal doen.
Richtlijn nietig?
In een door Denemarken bij het EU Hof van Justitie aanhangig gemaakte zaak (C-19/23) heeft Advocaat-generaal Emiliou van het Europese Hof van Justitie op 14 januari 2025 een conclusie gewezen over de EU-richtlijn toereikende minimumlonen. De advocaat-generaal is van mening dat de EU niet bevoegd was deze Richtlijn vast te stellen. Volgens hem heeft de EU geen bevoegdheid om regels te stellen op het gebied van beloning, en doet de Richtlijn dit in zekere zin wel. Daarom adviseert hij het Europese Hof de Richtlijn nietig te verklaren. Een conclusie van een advocaat-generaal betreft een niet-bindend advies. In afwachting van de uitspraak in deze zaak schreef minister Van Hijum van SZW in zijn brief van 17 januari 2025 dat hij toch wil voldoen aan de verplichting de Richtlijn te implementeren, nu de implementatiedatum al is verstreken en dit kan leiden tot een inbreukprocedure van de Europese Commissie. Ondanks de, ook tijdens het derde debat op 28 januari 2025, door minister Van Hijum uitgesproken wens het wetsvoorstel ter stemming te brengen, heeft een meerderheid van de Eerste Kamer nu dus toch besloten de stemming aan te houden en de uitspraak van het Europese Hof af te wachten.
Wij houden u graag op de hoogte van de ontwikkelingen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het team Arbeid en Pensioen van Van Doorne, Cara Pronk.



