6 min read

Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen Een wet met belangrijke wijzigingen voor boeren, tuinders, supermarkten en andere partijen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen

6 May 2021

De Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen (hierna: de wet) treedt in werking met ingang van 1 november 2021.  De wet dient ter implementatie van een Europese richtlijn over dit onderwerp. Daarnaast past de wet binnen de doelen die het (thans demissionaire) kabinet zich heeft gesteld in het regeerakkoord van 2017 “Vertrouwen in de Toekomst”, aldus de wetgever zelf. Het doel van de wet is om de positie van de boer in de keten te versterken.

Wat regelt de wet?

Wat zijn precies de ‘oneerlijke handelspraktijken’ waar de wet zich op richt? De wet werkt uitdrukkelijk niet met een algemeen verbod, maar schrijft precies voor welke specifieke handelingen niet mogen. Hierbij zijn een grijze en zwarte lijst opgesteld. Handelingen die op de grijze lijst staan zijn in principe niet onrechtmatig als hierover tussen de leverancier en de afnemer ondubbelzinnige en duidelijke afspraken worden gemaakt. Handelingen op de zwarte lijst zijn per definitie onrechtmatig. Hieronder staat – op hoofdlijnen – puntsgewijs genoemd welk soort gedragingen door de wet worden getroffen. 

Zwarte lijst

De volgende gedragingen van de afnemer jegens de leverancier zijn onrechtmatig:

  • Late betalingen (na 30 dagen voor bederfelijke producten, en na 60 dagen voor niet-bederfelijke producten);
  • Het annuleren van bestellingen van bederfelijke producten op een te korte termijn;  
  • Het weigeren van schriftelijke bevestiging van de afspraken als de leverancier hier om vraagt;
  • Het verkrijgen en gebruiken en/of openbaar maken van bedrijfsgeheimen van de leverancier;
  • Het eenzijdig wijzigen van de contractuele voorwaarden;
  • (Dreigen met) vergeldingsacties (zoals de-listing);
  • De leverancier laten betalen voor:
    • Zaken die geen verband houden met de verkoop van de producten;
    • Bederf en verlies als de producten al in eigendom zijn van de afnemer;
    • Onderzoek naar klachten van klanten.

Grijze lijst

De volgende gedragingen van de afnemer jegens de leverancier zijn onrechtmatig, behalve als zij duidelijk en ondubbelzinnig overeen worden gekomen:

  • Het retourneren van onverkochte producten aan de leverancier zonder betaling voor die producten of zonder betaling voor de verwijdering van die producten (of beide);
  • Het vragen van vergoedingen voor:
    • De kosten voor opslag, opname in het assortiment, etc.;
    • De kosten van promotie zoals marketing, reclame of uitstalling in winkels;
    • De kortingen op de producten uit promotieacties;
    • De kosten van het personeel voor de inrichting van de ruimten waar de producten van de leverancier worden gebruikt. 

Voor wie?

De wet richt zich op spelers in de landbouw- en de voedselvoorzieningsketen. Daaronder vallen enerzijds leveranciers, zoals boeren en tuinders, en anderzijds afnemers zoals supermarkten. Het gaat om leveranciers en afnemers van “landbouw- en voedingsproducten die vanwege de aard ervan of in het stadium van verwerking ervan binnen dertig dagen na de oogst, productie of verwerking ongeschikt voor verkoop kunnen worden”. De wet richt zich niet tot iedere producent of iedere afnemer. Het gaat meer specifiek om kleine leveranciers die tegenover grote afnemers staan. Als de leverancier en de afnemer wat betreft omzet gelijkwaardig aan elkaar zijn, is de wet op hen niet van toepassing. Om die reden wordt het toepassingsbereik van de wet afgebakend door te kijken naar de omzet van de leverancier in verhouding tot de omzet van de afnemer. Let wel: het is mogelijk dat een bepaalde gedraging onrechtmatig ‘wordt’ door de krimp/groei van partijen waardoor zij eerst niet, en later wél binnen de omzetcategorieën vallen. Bedrijven zullen dit dus voortdurend moeten monitoren. 

Als de afnemer en de leverancier beiden in dezelfde omzetcategorie (a t/m f) vallen, zoals uiteengezet in onderstaand schema, zijn zij gebonden aan de voorschriften van de grijze en zwarte lijst. 

 

Leverancier

Afnemer

Omzetcategorie A

minder dan € 2 miljoen.

meer dan € 2 miljoen

Omzetcategorie B

tussen € 2 miljoen en € 10 miljoen

meer dan € 10 miljoen

Omzetcategorie C

tussen € 10 miljoen en € 50 miljoen

meer dan € 50 miljoen

Omzetcategorie D

tussen € 50 miljoen en € 150 miljoen

meer dan € 150 miljoen

Omzetcategorie E

tussen € 150 miljoen en € 350 miljoen

meer dan € 350 miljoen

Omzetcategorie F

minder dan € 350 miljoen

overheidsinstantie

 

Hoe wordt er gehandhaafd?

Met de wet is beoogd dat civiele geschillenbeslechting en publieke handhaving naast elkaar zullen werken. Leveranciers kunnen zelf een geschil voorleggen aan een geschillencommissie om een bepaalde gedraging als onrechtmatig te laten bestempelen. Ook is de leverancier bevoegd om direct naar de civiele rechter te gaan, in plaats van naar de geschillencommissie. Een afnemer daarentegen kan enkel na het doorlopen van een procedure bij de geschillencommissie naar de civiele rechter stappen. 

De publieke handhaving zal komen te liggen bij de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM). De ACM krijgt een aantal bevoegdheden: i) het starten van een onderzoek op eigen initiatief of op basis van een klacht, ii) het vorderen van informatie van afnemers en leveranciers, iii) het uitvoeren van onaangekondigde inspecties, iv) het opleggen van geldboetes en andere sancties, v) het nemen van een besluit dat er oneerlijke handelspraktijken plaatsvinden en partijen verplichten tot beëindiging daarvan en vi) het publiceren van de handhavingsbesluiten. 

Wat moeten partijen doen?

Deze wet kent dus een flink aantal regels  waar leveranciers en afnemers rekening mee moeten houden, indien zij onder het bereik van de wet vallen. Daarvoor moeten diverse juridische (voor)vragen worden beantwoord zoals: vallen de verhandelde producten onder de definitie van “landbouw- en voedingsproducten”? Vallen leverancier en afnemer binnen één van de omzetcategorieën? Vallen bepaalde handelswijzen onder het bereik van de wet en kunnen die mogelijkerwijs als onrechtmatig worden gezien? Moeten (leverings)contracten worden aangepast? 

Gelukkig hebben de boeren, tuinders, supermarkten en andere partijen nog even de tijd: voor bestaande overeenkomsten geldt een overgangstermijn van twaalf maanden. Op 15 april 2022 moeten dus de bestaande overeenkomsten op de wet zijn aangepast. De wet is per 15 april 2021 wel direct relevant voor alle nieuwe overeenkomsten. 

Heeft u hulp nodig bij beantwoording van bovengenoemde vragen, of heeft u andere vragen? Aarzel dan niet om contact op te nemen met Lisette Bieleveld of Ellis Martens.