Op moment van schrijven ligt het wetsvoorstel ‘Wijzigingswet financiële markten 2024’ (Wetsvoorstel) ter behandeling in de Tweede Kamer.[1] Het Wetsvoorstel is onderdeel van een jaarlijkse wijzigingscyclus van wet- en regelgeving op het terrein van de financiële markten (o.a. Wet op het Financieel Toezicht en de Wet toezicht trustkantoren 2018). In deze cyclus worden kleinere onderwerpen opgenomen die geen separaat voorstel rechtvaardigen. Aangezien het Wetsvoorstel nog in behandeling is, is het moment van inwerkingtreding op dit moment nog onduidelijk.
In dit nieuwsartikel zullen wij de belangrijkste voorgestelde wijzigingen benoemen, te weten:
- uitbreiding van het sanctie-instrumentarium ten aanzien van crowdfundingdienstverleners;
- extra prudentiële verplichtingen voor verzekeraars;
- wijzigingen in de Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018); en
- tijdstip doorwerking van wijzigingen in EU-richtlijnen.
Na het afronden van de behandeling in de Tweede Kamer zal het Wetsvoorstel door de Eerste Kamer moeten worden goedgekeurd alvorens het Wetsvoorstel kan worden aangenomen. Middels nieuwsberichten op deze site houden wij u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
Uitbreiding sanctie-instrumentarium crowdfundingdienstverleners
De Crowdfundingsverordening (de Verordening)[2] kent een aantal specifieke bevoegdheden die nog geen deel uitmaken van het huidige sanctie-instrumentarium van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB).[3] Met de voorgestelde introductie van artikel 1:77m Wet op het financieel toezicht (Wft) beoogt de wetgever het sanctie-instrumentarium uit te breiden, zodat de AFM en DNB over de handhavingsbevoegdheden als bedoeld in artikel 30 lid 2 Verordening beschikken. Deze handhavingsbevoegdheden zien onder meer op het schorsen en verbieden van het crowdfundingsaanbod en het verlenen van crowdfundingsdiensten, het verbieden van publicitaire mededelingen en verschillende openbaarmakingsbevoegdheden.
Extra prudentiële verplichtingen voor verzekeraars
Het Wetsvoorstel bevat momenteel twee nieuwe prudentiële verplichtingen voor verzekeraars met zetel in Nederland. Aanleiding voor dit specifieke voorstel is de wetgevingsbrief van DNB uit 2020, waarin DNB aangeeft dat zij extra armslag wil ‘om tegenwicht te bieden aan reorganisaties van verzekeraars die risico’s voor polishouders met zich kunnen brengen, zoals het aangaan van bepaalde herverzekeringsconstructies of een beursgang’.[4]
De eerste verplichting is een instemmingsplicht van DNB. DNB moet instemmen met het wijzigen of aangaan van een activa-intensief herverzekeringscontract waarin is voorzien dat activa kan worden overgedragen naar een derde land. DNB stemt hier alleen mee in wanneer de toepassing van de prudent-person-regel door de verzekeraar vooraf is gewaarborgd. [5] Op grond van deze regel mag een verzekeraar alleen beleggen in activa en instrumenten waarvan hij de risico’s goed kan onderkennen, meten en beheersen, op een zodanige wijze dat de veiligheid, kwaliteit en liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel gewaarborgd zijn.
Ten tweede wordt een verplichting voorgesteld waaraan een verzekeraar moet voldoen voordat een verzekeraar met aandelen of andere deelnemingsrechten met zeggenschap kan toetreden tot de gereglementeerd markt. Hiervoor is een verklaring van geen bezwaar van DNB vereist. Op deze wijze kan DNB, voorafgaand aan de toetreding tot de gereglementeerde markt, toetsen of sprake is van een beheerste en integere bedrijfsvoering bij en na de beursgang.[6]
Voorgestelde wijzigingen in de Wet toezicht trustkantoren 2018
De eerste voorgestelde wijziging van de WTT 2018 ziet op een aanscherping van het begrip ‘trustdienst’, om onduidelijkheid en omzeiling van de wet te voorkomen. In de nieuwe definitie ontbreekt de formulering ‘in opdracht van’, zodat in de definitie niet meer gelezen kan worden dat voor het besturen van een rechtspersoon een overeenkomst van opdracht vereist is. Het verlenen van bestuursdiensten met gebruik van een arbeidsovereenkomst valt daardoor ook onder het begrip ‘trustdienst’.
Ten tweede wordt het begrip ‘domicilie verlening plus aanvullende werkzaamheden’ aangescherpt en in lijn gebracht met de definitie van domicilieverlening in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
De derde voorgestelde wijziging van de WTT 2018 ziet op het vervallen van het toestemmingsvereiste voor een wijziging van de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe het trustkantoor behoort. In de toezichtpraktijk is gebleken dat er geen noodzaak is om toestemming te geven, zolang DNB onverwijld geïnformeerd wordt over deze wijzigingen.[7]
Het vierde voorstel ter wijziging van de WTT 2018 ziet op de verplichting voor trustkantoren om alle verkregen belastingadviezen in het dienstverleningsdossier op te nemen.[8] Deze verplichting moeten worden gezien in het licht van het verbod om als trustkantoor aan dezelfde cliënt zowel belastingadvies als trustdiensten te verlenen. In het dienstverleningsdossier dient vermeld te worden of uitvoering gegeven is aan het advies en door wie het advies gegeven is. Voor de toezichthouder wordt het hierdoor makkelijker om vast te stellen of eerder belastingadvies verstrekt is en de onafhankelijke uitvoering van het cliëntenonderzoek gewaarborgd is.[9]
Aansluitend op de eerste twee voorstellen in het kader van de Wtt 2018 heeft DNB in haar wetgevingsbrief 2024[10] aangegeven dat zij de wens heeft om het handhavingsinstrumentarium trustsector te wijzigen. DNB ontvangt in toenemende mate signalen dat instellingen trustdiensten opknippen met als doel buiten de reikwijdte van de Wtt 2018 te vallen. Het opknippen van trustdiensten is verboden (artikel 3 lid 4 Wtt 2018) vandaar dat DNB verzoekt om de boete op het opknippen van trustdiensten te verzwaren van de tweede naar de derde boetecategorie zodat de boete effectief en afschrikwekkende werking heeft.
Tijdstip doorwerking van wijzigingen in EU-richtlijnen
De Wft en haar lagere regelgeving kent verschillende dynamische verwijzingen naar Europees recht. Een voorbeeld is de definitie van ‘betaaldienst’ als neergelegd in artikel 1:1 Wft, die verwijst naar een bijlage bij de richtlijn betaaldiensten,[11] waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende activiteiten die als betaaldienst kwalificeren.[12] Op het moment dat deze bijlage wijzigt, zal het begrip ‘betaaldienst’ binnen de Wft eveneens wijzigen. Het wetsvoorstel beoogt een nieuw artikel 1:1a Wft, dat bepaalt dat een dergelijke wijziging in de Wft en haar lagere regelgeving gaat gelden op de dag van de uiterste implementatiedatum, tenzij bij ministerieel besluit anders bepaald is.
Meer weten?
Mocht u meer willen weten over bovenstaande wetswijziging en/of andere financieel toezichtrechtelijke onderwerpen staan wij graag voor u klaar.
[1] https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/36442_wijzigingswet_financiele.
[2] Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937.
[3] AFM en DNB zijn de bevoegde autoriteiten op grond van artikel 2 lid 1 ae. Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten.
[4] Kamerstukken II 2019/20, 32545, nr. 117, blg-931909, p. 4.
[5] Kamerstukken II 2023/24, 36442, nr. 3, p. 5.
[6] Kamerstukken II 2023/24, 36442, nr. 3, p. 6.
[7] Kamerstukken II 2023/24, 36442, nr. 3, p. 2.
[8] Artikel 39 Wtt 2018.
[9] Kamerstukken II 2023/24, 36442, nr. 3, p. 31.
[10] DNB wetgevingsbrief 2024.
[11] Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG.
[12] Bijlage 1 richtlijn betaaldiensten.