5 min read

Wetsvoorstel bescherming klokkenluiders op 20 december 2022 aangenomen door Tweede Kamer

20 December 2022

Medio 2021 informeerden wij u over de indiening van het wetsvoorstel Wet bescherming klokkenluiders bij de Tweede Kamer. Sindsdien zijn via een nota van wijziging aanpassingen gemaakt aan dit wetsvoorstel waarover wij u informeerde medio 2022. Het wetsvoorstel is op 20 december 2022 aangenomen door de Tweede Kamer. Hieronder leest u een (geüpdatete) samenvatting van de belangrijkste bepalingen en veranderingen.  

Het wetsvoorstel wijzigt de huidige Wet Huis voor klokkenluiders en dient ter implementatie van EU Richtlijn 2019/1937. Deze richtlijn moest uiterlijk op 17 december 2021 zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Voor organisaties in de private sector met 50 of meer werknemers en in de publieke sector heeft het wetsvoorstel verstrekkende gevolgen.

De in onze ogen belangrijkste en meest verstrekkende wijziging leidt ertoe dat melders de mogelijkheid krijgen om rechtstreeks extern (buiten de eigen organisatie) te melden. Op dit moment geldt nog de verplichting om eerst intern te melden. Een externe melding kan worden gedaan bij een in het wetsvoorstel aangewezen ‘bevoegde autoriteit’. Ook mag een melder onder omstandigheden een melding openbaar maken, bijvoorbeeld via de pers. Deze wijzigingen leiden ertoe dat klokkenluiders een melding kunnen doen van een misstand buiten de organisatie zonder dat de organisatie daar zelf weet van heeft. Indien de externe ‘bevoegde autoriteit’ vervolgens een fout maakt in de meldprocedure heeft de melder het recht om de misstand openbaar te maken.

Naast de huidige bescherming voor klokkenluiders bij meldingen over vermoedens van maatschappelijke misstanden, worden klokkenluiders onder het wetsvoorstel ook beschermd bij meldingen van een gevaar voor schending van een wettelijk voorschrift waarbij het maatschappelijk belang in het geding is en bij meldingen over (een gevaar voor) inbreuken op het Unierecht (recht van de Europese Unie). Het maatschappelijk belang is – volgens het wetsvoorstel – in ieder geval in het geding indien de handeling of nalatigheid niet enkel de persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een patroon of structureel karakter dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is. Daarnaast vindt onder het wetsvoorstel een verschuiving van de bewijslast plaats. De werkgever moet aantonen dat een benadeling van de melder geen verband houdt met de melding. Volgens de huidige wet moet de melder zélf aantonen dat hij is benadeeld vanwege de melding. In het wetsvoorstel is een lijst opgenomen met wat in ieder geval onder benadeling wordt verstaan. Onder benadeling wordt tevens verstaan een dreiging met en een poging tot benadeling.

Het wetsvoorstel bevat verder een uitbreiding van de kring van personen die beschermd worden: niet alleen werknemers, maar iedereen die in het kader van zijn of haar werk gerelateerde activiteiten op een (vermoeden van een) misstand of inbreuk op het Unierecht stuit, dus ook bijvoorbeeld vrijwilligers, stagiairs, zzp’ers, sollicitanten, aandeelhouders, personen die behoren tot het bestuurlijk, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de onderneming, en een ieder die werkt onder toezicht en leiding van (onder)aannemers en leveranciers. Op grond van het wetsvoorstel worden naast de melder ook personen die indirect kunnen worden benadeeld beschermd, zoals tussenpersonen, collega’s of familieleden die ook in een werk gerelateerd verband staan tot de organisatie waar de melding op ziet. De bescherming is niet beperkt tot natuurlijke personen die een melder bijstaan, maar strekt ook tot bescherming van rechtspersonen die een melder bijstaan.

Ook worden de eisen waaraan de interne meldprocedures moeten voldoen aangescherpt. Zo moet bijvoorbeeld de werkgever binnen zeven dagen een ontvangstbevestiging van de melding sturen en moet de melder binnen een redelijke termijn (maximaal drie maanden) informatie geven over de beoordeling en opvolging van de melding. Ook moeten werkgevers meldingen gaan registeren in een daartoe ingericht register en gaat er een specifiek verbod gelden op zwijgbedingen – bijvoorbeeld in een beëindigingsovereenkomst – dat de mogelijkheid ontneemt om een misstand te melden.

Het wordt tevens mogelijk voor de melder om via een tussenpersoon intern een melding te doen. Een anonieme melder is verplicht om deze melding via een vertrouwenspersoon te doen, zoals bijvoorbeeld een advocaat. Ook bij de bevoegde autoriteiten kan onder het wetsvoorstel door middel van een advocaat of vertrouwenspersoon vertrouwelijk extern worden gemeld.

Het wetsvoorstel regelt verder dat een werkgever die geen verplichting heeft tot het instellen van een ondernemingsraad straks de instemming van de meerderheid van de werknemers nodig heeft bij de vaststelling van de interne meldprocedure (tenzij de interne meldprocedure is geregeld in de collectieve arbeidsovereenkomst).

Een laatste belangrijke wijziging is dat de onderzoeksafdeling van het Huis voor klokkenluiders sanctiemogelijkheden krijgt indien een werkgever of organisatie de wet niet naleeft. De afdeling wordt in staat gesteld via de bestuursrechtelijke weg sancties op te leggen. Afhankelijk van de soort overtreding kan een herstelsanctie of een punitieve sanctie worden opgelegd.

Aangenomen dat het wetsvoorstel op korte termijn ook door de Eerste Kamer komt, zullen organisaties met 50 of meer werknemers hun klokkenluidersregeling tijdig tegen het licht moeten houden om te bezien of deze moet worden aangepast aan de omschreven wijzigingen. Dat zal in beginsel het geval zijn. Voor werkgevers in de private sector met 50 – 249 werknemers geldt overigens een (verlengde) inwerkingtredingsdatum van 17 december 2023.

Wilt u meer weten over het wetsvoorstel of over klokkenluiders in het algemeen, neem dan contact op met één van de onderstaande personen.