Winstuitkering in de zorg: stand van zaken na verkiezingen
In de laatste kamerbrief over winstuitkering in de zorg (van 4 november 2020) werd de internetconsultatie van het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (“Wibz”) aangekondigd voor het voorjaar 2021. Tot op heden is deze consultatie nog niet verschenen.
De Wibz heeft tot doel de integere bedrijfsvoering van zorgaanbieders beter te borgen door het aanscherpen van de publiekrechtelijke randvoorwaarden en het externe toezicht te voorzien van extra handvatten om zorgaanbieders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige bedrijfsvoering. Bij twijfels over tegenstrijdige belangen of excessieve winstuitkering moet het externe toezicht in de toekomst sneller en voortvarender kunnen optreden en personen die met de verkeerde intenties aan de slag willen binnen de zorg moeten beter kunnen worden geweerd.
In de Wibz zou de mogelijkheid worden geïntroduceerd om voorwaarden te stellen aan winstuitkering door hoofd- en onderaannemers in de extramurale zorg en aan onderaannemers in de intramurale zorg bekostigd uit de Zvw, Wlz en/of Jeugdwet. De aard van de voorwaarden en het tijdstip van inwerkingtreding kunnen gaan variëren per categorie van zorgaanbieders en zullen worden gekoppeld aan het zich voordoen van bepaalde risico’s en de zogenaamde excessen in een sector en de noodzaak die tegen te gaan. Ter herinnering, onder huidig recht geldt – kortgezegd – op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen (“WTZi”) alleen een winstuitkeringsverbod voor hoofdaannemers in de intramurale en medisch specialistische zorg.
In het kader van de Wibz heeft de Minister laten onderzoeken of het wenselijk, (juridisch) mogelijk en handhaafbaar is een norm te ontwikkelen voor maatschappelijk maximaal aanvaardbare winstuitkering. SEO en BDO hebben in hun rapport een poging gedaan deze politiek beladen vraag objectief te beantwoorden.
Als kwantitatieve voorwaarden c.q. ondergrenzen voor winstuitkering hanteren zij een positief rendement, een solvabiliteit van dertig procent en een liquiditeit met een current ratio van 1.5 en een en DSCR van 1,4. Enigszins vergelijkbare voorwaarden lagen ook reeds besloten in het in 2019 ingetrokken wetsvoorstel dat dividenduitkering in de medisch specialistische zorg onder voorwaarden (juist) mogelijk zou maken, met als doel om investeringen van risicodragend kapitaal aantrekkelijker te maken. Vervolgens schetsen SEO en BDO de opties om de winstuitkering te maximeren aan de hand van het rendement op geïnvesteerd vermogen of als percentage van de omzet.
Het is de vraag in hoeverre dergelijke normen het juiste middel vormen tegen daadwerkelijke excessen, nog los van de vraag of zij opwegen tegen de nadelen die ook in het rapport worden benoemd. “Excessieve winst” zou dan weliswaar op een specifiek moment niet uitgekeerd kunnen worden maar wordt niettemin wel gerealiseerd en opgebouwd als eigen vermogen c.q. eigendom van een aandeelhouder. Dit eigen vermogen zou via diverse juridische routes uiteindelijk alsnog aan de vennootschap onttrokken kunnen worden.
Naar onze mening dient van elkaar onderscheiden te worden:
1. de politieke vraag of de mogelijkheid tot winstuitkering past in een systeem van gereguleerde marktwerking; en
2. de vraag hoe excessen kunnen worden voorkomen.
Deze vragen worden doorgaans met elkaar vermengd, zo blijkt ook uit veel verkiezingsprogramma’s op dit onderwerp, waar over het algemeen met weinig nuance tegen marktwerking, winstuitkering en excessen wordt gepleit. Het antwoord op vraag 1 vergt een genuanceerde en complexe systeemdiscussie, terwijl het antwoord op vraag 2 beredeneerd zou moeten worden vanuit de oorzaak van excessieve winst. Die oorzaak kan naar onze mening alleen maar liggen in excessieve (of onterechte) inkomsten en/of excessief lage kosten/investeringen van een zorgaanbieder.
Het is primair de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om met de beschikbare inkomsten voldoende investeringen te plegen om daarmee te voldoen aan de wettelijke verplichting tot het verlenen van goede zorg in de zin van de Wkkgz. Maar het is ook aan de zorgverzekeraars en gemeenten, als zorginkopers, om op efficiënte inkoop en zorgverlening toe te zien door middel van het hanteren van de juiste inkooptarieven en voorwaarden. Zorgverzekeraars en gemeenten beschikken over een vergaande contractsvrijheid om de daarvoor benodigde (financiële) transparantie en kwaliteitsverplichtingen contractueel af te dwingen bij zorgaanbieders. Hoewel deze transparantie dus reeds contractueel kan worden afgedwongen, zal de invoering van de (a)WTZa bovendien zorgen voor meer (wettelijke verplichte) financiële transparantie bij onderaanneming. De IGJ ziet er ten slotte op toe dat sprake is van goede zorg in de zin van de Wkkgz. In dit verband heeft zij uitgebreide informatierechten en (aanwijzings)bevoegdheden.
Wij zijn geneigd te concluderen dat geen aanvullende regelgeving nodig is voor de aanpak van excessen, maar het eerder behoefte is aan een gecoördineerde visie, taakopvatting en onderzoeks- en handhavingscapaciteit bij de zorginkopers.
Bij iedere vorm van zorgfraude is evident sprake van een exces, net als in die gevallen waarin een winstuitkering ertoe zou leiden dat geen sprake is van goede zorg. In alle andere gevallen is het echter een subjectieve discussie, waarbij aan de hand van de specifieke omstandigheden van een geval beoordeeld zal moeten worden wat een “ exces” is, of sprake is van een “exces” én wat een passende vervolgactie is. Het politiek klimaat zou in ieder geval zo moeten zijn dat het niet in het nadeel is van de bona fide zorgondernemer/investeerder om transparant te zijn over winstmarges. Een hoge winstmarge kan immers ook het gevolg zijn van innovatie en efficiëntie die maatschappelijk waardevol is in het licht van de beheersbaarheid van de kosten van ons zorgsysteem; volgens de NZa en het Zorginstituut hét speerpunt van de toekomst.
Ondertussen wachten wij met interesse op de internetconsultatie van de Wibz.
Wilt u meer weten over investeringen en winstuitkering in de zorg? Dan kunt u contact opnemen met Dimitri van Hoewijk en Nick Suurmond.