Zorgen om de zorgwoning
Door middel van omgevingsplannen –tot 1 januari 2024: bestemmingsplannen – proberen wij in Nederland de schaarse ruimte op een zo goed mogelijke wijze in te richten. Omgevingsplannen vormen dan ook een cruciaal instrument in de ruimtelijke ordening van een gebied. Het vaststellen van dergelijke plannen vindt traditiegetrouw decentraal plaats, op gemeenteniveau.
Om te voorkomen dat iedere gemeente zijn eigen methodiek voor het opstellen van omgevingsplannen hanteerde is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) ontwikkeld. De SVBP moest meer eenheid en vergelijkbaarheid garanderen in de opbouw en presentatie van bestemmingsplannen. De SVBP is ook onder de Omgevingswet nog van kracht tot 1 januari 2032.
Standaardisatie heeft echter één nadeel. Het gaat ten koste van maatwerk. Een dergelijk effect zien we ook bij het bestemmen van zorgwoningen. Vallen deze nu onder de bestemmingscategorie “Maatschappelijk” of moeten deze als “Woning” worden bestemd? De kwalificatie is van belang voor het ruimtelijk beleid – bijvoorbeeld het toegestane gebruik, het aantal parkeerplaatsen dat gerealiseerd moet worden of in het kader van de handhaving van de bestemming – maar kan ook doorwerken op andere rechtsgebieden. Denk bijvoorbeeld aan huurbescherming voor een woning, de huurprijs (Wet betaalbare huur) en doorwerking van Huisvestingsverordeningen.
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat er de nodige rechtszaken zijn gevoerd over het karakter van zorgwoningen. De lijn die de Afdeling volgt is dat, hoe zelfstandiger iemand woont en hoe kleiner de zorgcomponent is, hoe eerder er wordt aangenomen dat er sprake is van een reguliere woning. En dus van de bestemming woning. Dat is natuurlijk een open norm die ingekleurd moet worden en dat doet de Afdeling Bestuursrechtspraak dan ook in diverse uitspraken, onder meer in deze: ECLI:NL:RVS:2021:1851.
Een belangrijke overweging in deze uitspraak is de volgende:
7.6. Gelet op de wijze van bewoning van de kamers, zoals dit ook als zodanig was vastgelegd in de daartoe opgestelde huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd en waarbij huur van de kamer niet is gekoppeld aan een verplicht begeleidings- of behandelingstraject of een vorm van begeleiding of ondersteuning, de beperkte mate waarin en de wijze waarop [appellant] aan een deel van de bewoners vrijwillig begeleiding en ondersteuning bood, lag de nadruk van het verblijf van de bewoners in de kamers van de panden aan de [locatie 1] en [locatie 2] naar het oordeel van de Afdeling op nagenoeg zelfstandige bewoning en niet op zorg.
De Afdeling heeft herhaaldelijk benadrukt dat de exacte bestemming van zorgwoningen afhangt van de specifieke omstandigheden van het geval. Belangrijke factoren zijn onder andere de mate van zelfstandigheid van de bewoners, de rol van zorginstellingen en de lokale beleidskeuzes van gemeenten. Gemeenten hebben dus een zekere vrijheid, maar moeten wel rekening houden met de geldende jurisprudentie.
Uit deze jurisprudentie volgt dat er sprake is van een woonbestemming wanneer er sprake is van “nagenoeg zelfstandige bewoning”. De belangrijkste criteria daarvoor zijn:
- Het hoofddoel van de bewoning is het wonen zelf, niet de zorg
- Er is geen permanente begeleiding aanwezig
- Bewoners hebben enige vorm van thuiszorg of beperkte begeleiding nodig, maar kunnen grotendeels zelfstandig functioneren
Een zorgwoning valt eerder onder de maatschappelijke bestemming wanneer er sprake is van intensieve zorg, zoals in een verzorgingstehuis. Daarvan is onder meer sprake wanneer:
- Bewoners 24 uur per dag zorg nodig hebben (“nagenoeg niet zelfstandige bewoning”)
- Het zorgaspect overheerst ten opzichte van het woonaspect
Door de groeiende vraag naar zorgwoningen zal deze discussie waarschijnlijk alleen maar aan belang toenemen. Het is dan ook van belang dat gemeenten zich goed voorbereiden op de toekomstige uitdagingen op dit gebied. Misschien zou het goed zijn een extra bestemmingscategorie aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen toe te voegen: die van Zorgwoning.
Meer weten? Neem contact op met Cees Kniestedt en Sacha van Ligten.