1 min read
Ontslagvolgorde bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen
21 December 2020

Sinds 1 juli 2015 is de ontslaggrond bepalend voor de route die de werkgever moet bewandelen om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te beëindigen. Werkgevers zijn genoodzaakt om een ontslagaanvraag in te dienen bij het UWV voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen.

Toetsingskader UWV

Algehele toets
Het UWV zal pas toestemming geven wanneer er een bedrijfseconomische reden is om de functies binnen de organisatie te beëindigen, het afspiegelingsbeginsel is toegepast om de juiste werknemer(s) voor ontslag te selecteren en is vastgesteld dat de ontslagen werknemers niet kunnen worden herplaatst in een andere passende functie binnen de organisatie van de werkgever of de groep waartoe de werkgever behoort.

Als vast staat dat er een redelijke grond is voor ontslag, zal moeten worden bezien van wie afscheid genomen kan worden. Hier zijn strikte regels voor geformuleerd.

Afspiegelingsbeginsel
Welke werknemers voor ontslag in aanmerking komen, wordt op basis van het afspiegelingsbeginsel bepaald. Het doel van dit beginsel is dat de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand binnen een bepaalde categorie uitwisselbare functies voor en na de ontslagronde zoveel mogelijk gelijk blijft. En dat binnen elke leeftijdsgroep degene die het kortst in dienst is als eerste voor ontslag in aanmerking komt. Kortom, binnen de leeftijdscategorie geldt last in, first out.

Wanneer de functie van een werknemer uitwisselbaar is met andere functies binnen de organisatie, mag de werkgever niet zelfstandig beslissen dat een bepaalde werknemer voor ontslag in aanmerking komt. Hij moet dan binnen de groep uitwisselbare functies het afspiegelingsbeginsel toepassen. Het gaat om uitwisselbaarheid van functies en niet van medewerkers. Functies zijn uitwisselbaar als zij vergelijkbaar zijn qua aard, inhoud, niveau en beloning. Het afspiegelingsbeginsel hoeft niet te worden toegepast als de functie van alle medewerkers (binnen een groep uitwisselbare functies) overbodig wordt of als de functie van de medewerker een unieke functie is (die niet met andere functies uitwisselbaar is).

Rangorde
Het uitgangspunt bij de ontslagvolgorde is dat aan werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een ruimere bescherming toekomt dan aan (sommige) flexibele medewerkers die dezelfde werkzaamheden verrichten. Om deze reden wordt de volgende rangorde gehanteerd bij het beëindigen van de arbeidsrelaties:

  1. groep 1: externe medewerkers: gedetacheerden, uitzendkrachten, zelfstandigen zonder personeel en ingeleende werknemers van een andere bedrijfsvestiging;
  2. groep 2: werknemers (inclusief payrollwerknemers) die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt;
  3. groep 3: werknemers (inclusief payrollwerknemers) met een arbeidsovereenkomst waarin de omvang van de arbeid niet is vastgelegd (nul-urencontract);
  4. groep 4: werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (inclusief payrollwerknemers) van wie het contract binnen ten hoogste 26 weken eindigt na de datum waarop op de aanvraag wordt beslist; en
  5. groep 5: werknemers (inclusief payrollwerknemers) met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (inclusief payrollwerknemers) waarvan de looptijd meer dan 26 weken bedraagt, te rekenen vanaf de datum waarop op de aanvraag wordt beslist.

Deze rangorde brengt met zich dat bij het vervallen van de arbeidsplaatsen de werkgever eerst afscheid dient te nemen van personen uit groep 1 die werkzaam zijn in dezelfde categorie uitwisselbare functies. Pas als met deze groep de noodzakelijke personeelsinkrimping niet (voldoende) kan worden gerealiseerd, moet er worden afgespiegeld.

Leeftijdscategorieën
De werknemers in de groepen 2, 3, 4 en 5, die op de peildatum (in principe datum ontslagaanvraag) in een categorie uitwisselbare functies werkzaam zijn, worden ingedeeld in vijf leeftijdscategorieën, te weten:

  • van 15 tot en met 24 jaar;
  • van 25 tot en met 34 jaar;
  • van 35 tot en met 44 jaar;
  • van 45 tot en met 54 jaar;
  • vanaf 55 jaar.

Binnen deze leeftijdscategorieën komen de werknemers in achtereenvolgens groep 2, 3, 4 en 5 voor ontslag in aanmerking. En binnen elke groep (2, 3, 4 en 5) geldt het last-in- first-out-principe.

Dit is de basis voor de werkgever voor het bepalen van de ontslagvolgorde. Er zijn drie uitzonderingsmogelijkheden, namelijk (1) de onmisbare werknemer, dat wil zeggen iemand met bijzondere kennis en bekwaamheden en dus niet iemand die beter functioneert, de lat om dit te bewijzen ligt hoog, (2) de werknemer met een arbeidsbeperking, (3) de bij een derde tewerkgestelde werknemer van wie de vervanging niet kan worden geëffectueerd; en (4) de werknemer van wie de loonkostensubsidie komt te vervallen.

Meer weten over reorganiseren? Bekijk dan onze themapagina hierover.