Er is voor het eerst een akkoord gehomologeerd onder de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). De primeur komt op naam van de rechtbank Noord-Holland. Het homologatievonnis illustreert hoe een WHOA-akkoord in de praktijk tot stand komt. In deze bijdrage bespreken onze specialisten in herstructurering Jelmer Baukema en Willemijn Bouman de uitspraak kort.
De WHOA opent de mogelijkheid voor een schuldenaar of schuldeiser om buiten eventueel faillissement een dwangakkoord aan alle (overige) crediteuren en de aandeelhouders aan te bieden. Dankzij deze regeling kunnen ondernemingen die in de kern levensvatbaar zijn een faillissement afwenden. Homologatie houdt in dat een akkoord dat is voorgelegd aan de schuldeisers en aandeelhouders van een onderneming, wordt goedgekeurd door de rechter. Als de rechter het akkoord homologeert, is het vanaf dat moment bindend voor alle bij het akkoord betrokken partijen.
In een eerdere bijdrage legden wij de WHOA al uit in 9 vragen. Ook bespraken wij onlangs een aantal eerste uitspraken in het kader van de WHOA.
Wilt u meer weten over de WHOA of heeft u specifieke vragen? Neem daarvoor dan kosteloos deel aan onze online WHOA-ontbijtsessie op 25 maart aanstaande van 08.00 – 09.00 uur. Aanmelden kan hier. Natuurlijk kunt u ook altijd rechtstreeks contact met ons opnemen. Wij adviseren u graag.
De uitspraak
Aanleiding
Het akkoord in deze zaak betreft een onderneming die lichtshows verzorgt bij evenementen. In 2019 waren er nog 25 werknemers in dienst en betrof de omzet bijna vijf miljoen euro. Als gevolg van de uitbraak van het Corona-virus is de onderneming in maart 2020 stilgevallen. Er is vervolgens een reorganisatie doorgevoerd om kosten te saneren. Daarnaast heeft de onderneming, die uit twee rechtspersonen bestaat, in juni 2020 een vrijwillig akkoord – dus buiten de WHOA om – aangeboden aan haar schuldeisers. Omdat een aantal schuldeisers tegenstemde bleek dit akkoord niet haalbaar. De onderneming heeft de rechtbank daarom gevraagd het akkoord via een WHOA-procedure goed te keuren (te homologeren) en de weigerachtige schuldeisers dus te dwingen mee te werken.
Het akkoord
Uit de uitspraak volgt dat het WHOA-akkoord eind december aan de schuldeisers is aangeboden. In het akkoord worden drie klassen schuldeisers onderscheiden: klasse 1, één retentor, klasse 2, de Belastingdienst en klasse 3, de concurrente (handels-)crediteuren. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de twee rechtspersonen waaruit de onderneming bestaat.
Het voorgestelde akkoord houdt, samengevat, het volgende in:
(i) Een inbreng van nieuwe financiële middelen:
– De DGA lost EUR 50.000 af op zijn rekening-courant schuld aan de vennootschap;
– De bank verstrekt een financiering van EUR 350.000 en krijgt daarvoor zekerheden;
(ii) De tussentijdse beëindiging van een huurovereenkomst roerende zaken.
(iii) Een (gedeeltelijke) betaling aan crediteuren:
– Klasse 1: de retentor krijgt EUR 139.000 betaald, plus 16% van haar restant vordering (in klasse 2: concurrente (handels-)crediteuren);
– Klasse 2: de Belastingdienst krijgt tegen finale kwijting 21% van haar vordering betaald; en
– Klasse 3: de concurrente schuldeisers krijgen tegen finale kwijting 16% van hun vordering betaald. De verhuurder onder de te beëindigen huurovereenkomst deelt voor de contante waarde van die overeenkomst mee als concurrent schuldeiser.
Uit de uitspraak volgt dat de schuldenaren een website hadden geopend waar ter zake het akkoord relevante informatie beschikbaar is gesteld. Het ging daarbij onder andere om het concept akkoord, taxaties en informatie over de procedure voor stemming over het akkoord. Alle schuldeisers zijn via de website of per e-mail of post in de gelegenheid gesteld om hun stem voor of tegen het akkoord uit te brengen. De stemming verliep gedurende een periode van 11 dagen. Opmerkelijk is dat na sluiting van de stemming, nog stemmen van schuldeisers vóór het akkoord zijn ontvangen, waaronder ook van de Belastingdienst.
Uiteindelijk stemmen alle klassen in met het aangeboden akkoord. Uit de uitspraak blijkt dat in klasse 3 een beperkt aantal concurrente schuldeisers tegen het akkoord hebben gestemd.
De beoordeling door de rechtbank
Eén of twee akkoorden
De rechtbank buigt zich in deze zaak allereerst over de vraag of iedere rechtspersoon van deze onderneming niet elk afzonderlijk een akkoord had moeten aanbieden. Beide entiteiten vormen weliswaar samen een groep van vennootschappen, maar een akkoord kan alleen voorzien in de wijziging van rechten van schuldeisers jegens rechtspersonen die samen met de schuldenaar een groep vormen, als is voldaan aan de daarvoor in de WHOA vermelde vereisten. Dit houdt in dat er onder andere sprake moet zijn van hoofdelijke aansprakelijkheid van de schuldenaren. De rechtbank constateert dat hier slechts ten aanzien van de schulden aan één schuldeiser, de Belastingdienst, sprake is van hoofdelijkheid. Voor de schulden aan alle andere schuldeisers geldt dat niet.
Uit de uitspraak volgt dat de schuldenaren hadden beoogt iedere rechtspersoon een eigen akkoord aan haar schuldeisers te laten aanbieden, maar dat dat deze akkoorden zijn samengevoegd en als één akkoord aan de schuldeisers en de rechtbank zijn gepresenteerd. Het aanbieden ter homologatie van een dergelijk samengesteld akkoord is volgens de rechtbank onder de WHOA niet mogelijk.
In dit geval helpt de rechtbank de schuldenaren een handje en verbindt zij geen gevolgen aan het feit dat er niet twee afzonderlijke akkoorden zijn aangeboden. Volgens de rechtbank moet het voor alle schuldeisers duidelijk zijn geweest dat er in feite sprake was van twee akkoorden. In haar beslissing heeft de rechtbank daarbij ook mee laten wegen dat het voor alle betrokkenen duidelijk moet zijn geweest dat het een herstructurering van alle uitstaande schulden van beide schuldenaren betreft, dat voor zover de gescheiden vermogens niet zijn gerespecteerd geldt dat alle klassen van schuldeisers hebben ingestemd met het akkoord en dat alle schuldeisers hebben ingestemd met het akkoord. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat dit het eerste verzoek tot homologatie is onder de nieuwe wet en dat de wet op dit punt misschien niet helemaal duidelijk is.
Toetsing aan de afwijzingsgronden
De rechtbank toetst vervolgens of sprake is van één of meer van de in de wet genoemde algemene afwijzingsgronden voor homologatie. Deze gronden zien met name op de vraag of het besluitvormingsproces zuiver is geweest. Uit de uitspraak volgt dat de schuldenaren hier steken hadden laten vallen. Zo leek bepaalde verstrekte informatie incompleet en soms tegenstrijdig. De rechtbank komt, na ontvangst van nadere toelichtingen door de schuldenaren ten aanzien van de geconstateerde gebreken, evenwel tot de slotsom dat van de aanwezigheid van algemene afwijzingsgronden geen sprake is. Ook op dit punt lijkt de rechtbank coulant met het homologatieverzoek om te gaan.
Omdat één tegenstemmende concurrente schuldeiser een verweerschrift heeft ingediend en heeft verzocht om afwijzing van de homologatie, toetst de rechtbank ook of er sprake is van een bijzondere afwijzingsgrond. Op verzoek van één of meer stemgerechtigde schuldeisers of aandeelhouders die niet zelf met het akkoord hebben ingestemd of die ten onrechte niet tot de stemming zijn toegelaten, kan de rechtbank namelijk een verzoek tot homologatie van een akkoord afwijzen, als summierlijk blijkt dat dergelijke schuldeisers of aandeelhouders op basis van het akkoord slechter af zijn dan bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaar in faillissement. In het onderhavige geval hebben de schuldenaren echter voldoende aangetoond dat de schuldeisers op basis van het akkoord beter af zijn dan bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaren in faillissement. Reden waarom de door de desbetreffende crediteur aangevoerde verweren niet kunnen leiden tot afwijzing van de homologatie.
Homologatie van het akkoord
Omdat er geen sprake was van een algemene dan wel bijzondere afwijzingsgrond voor homologatie en er ook overigens geen gronden zijn om het homologatieverzoek af te wijzen, homologeert de rechtbank het akkoord. Dit betekent ook dat de rechtbank het toestaat dat de huurovereenkomst eenzijdig wordt opgezegd. Door de onderneming is geen termijn gesteld waartegen wordt opgezegd. De rechtbank bepaalt daarom zelf dat de tussen partijen geldende termijn van toepassing is met dien verstande dat een termijn van drie maanden vanaf de homologatie van het akkoord in elk geval voldoende is.
Meer weten?
Meer weten wat de WHOA u als ondernemer (schuldenaar) of schuldeiser kan bieden? Onze specialisten helpen u graag.