Hoge Raad: slechts zeggenschap architect bij verbouwingen in geval van reputatieschade
Het wijzigen van een bestaand bouwwerk is niet altijd zomaar toegestaan. Op grond van de auteurswet behoudt een architect namelijk, ook na overdracht van zijn auteursrechten, het recht om zich onder omstandigheden te verzetten tegen iedere wijziging of aantasting van het werk. Dit recht kwalificeert als het persoonlijkheidsrecht van de architect. In een arrest van 29 maart 2019 wordt het persoonlijkheidsrecht door de Hoge Raad genuanceerd.
Recht op verzet
Het recht op verzet tegen iedere wijziging of aantasting van het werk is opgenomen in de Auteurswet, te weten in artikel 25. In sub d van dit artikel is opgenomen dat de maker van een werk het recht heeft om zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere wijziging dan wel aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid. Dit recht kwam onder meer aan de orde tijdens het proces inzake de verbouwing van het museum Naturalis in 2017. De rechtbank Den Haag verbood de verbouwing van het museum op vordering van de architect, Door de verbouwing zou het karakteristieke kenmerk van het museumgebouw op een wezenlijke wijze zou worden aangetast, hetgeen een ongeoorloofde inbreuk op het auteursrecht van de architect zou zijn.
Casus
In de uitspraak van 29 maart jl. gaat het om de verbouwing van een leegstaand kantoorpand tot een achttal appartementen. De architect van het gebouw is van mening dat de bouwplannen een ‘ongemeen dominante impact voor het monumentale karakter impliceren‘ en ‘de fijnzinnige en rijke detailleringen zonder enige noodzaak bruut worden gesloopt en voetstoots geacht vervangen te kunnen worden door hedendaagse no-nonsense standaardoplossingen‘. In dit kader heeft de architect, in eerste instantie in kort geding, gevorderd dat de opdrachtgever geen inbreuk mag maken op de persoonlijkheidsrechten op zijn ontwerp van het complex en in het bijzonder het ontwerp van het kantoorpand.
Voorzieningenrechter en Hof
De voorzieningenrechter maakt in zijn uitspraak een onderscheid tussen de noord- en de zuidgevel van het kantoorpand. Van belang voor dit nieuwsbericht is vooral hetgeen is overwogen ten aanzien van de zuidgevel. De voorzieningenrechter oordeelt dat er weliswaar sprake is van een aantasting in de zin van artikel 25 lid 1 onder d Auteurswet, maar dat deze aantasting geen nadeel zal kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de architect als maker van het kantoorpand of aan zijn waarde in deze hoedanigheid. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en gaat daarmee voorbij aan de klacht van de architect in hoger beroep dat bij een aantasting als bedoeld in artikel 25 lid 1 onder d Auteurswet de mogelijkheid van reputatieschade (‘nadeel aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid‘) al is gegeven en dit geen aparte toets behoeft.
Hoge Raad
Op dit laatste punt gaat de Hoge Raad uitgebreid in. De Hoge Raad stelt zich de vraag of de voorwaarde van reputatieschade als zelfstandig vereiste geldt voor alle vormen van aantasting –misvorming, verminking of andere aantasting van het werk – of slechts als voorwaarde geldt voor ‘een andere aantasting van het werk’, waarbij reputatieschade bij een misvorming of verminking van het werk dan al zou zijn gegeven. De Hoge Raad overweegt dat artikel 25 lid 1 onder d Auteurswet deze vraag oproept, hoogstwaarschijnlijk door de formulering daarvan.
De Hoge Raad oordeelt, kort gezegd, dat onaannemelijk is dat mogelijke reputatieschade uitsluitend voor de grond ‘andere aantasting van het werk’ als zelfstandige voorwaarde zou gelden. Ook is onaannemelijk dat bij ‘misvorming’ en ‘verminking’ de mogelijkheid van reputatieschade steeds moet worden verondersteld. De mogelijkheid van reputatieschade vormt in alle gevallen een afzonderlijke voorwaarde voor een geslaagd beroep op de bepaling. Artikel 25 lid 1 onder d Auteurswet moet aldus worden uitgelegd dat de maker van een werk zich slechts dan tegen een aantasting van zijn werk kan verzetten, indien deze aantasting tot reputatieschade kan leiden, ook wanneer de aantasting bestaat in een misvorming of verminking van het werk.
Reputatieschade
Of sprake is van reputatieschade hangt onder meer af van de aard en ernst van de aantasting, de mate van bekendheid van het werk en van de maker bij het relevante publiek, de reden voor de wijziging waarin de aantasting is gelegen, de waarneembaarheid daarvan voor het relevante publiek, en de tijd die reeds is verstreken tussen de voltooiing van het werk en de aantasting.
De bevoegdheid en invloed die de architect op zijn werk heeft (op grond van artikel 25 Auteurswet) is door de Hoge Raad in deze uitspraak enigszins genuanceerd. Steeds moet sprake zijn van reputatieschade wil de architect zich kunnen verzetten tegen hem onwelgevallige bouwplannen.
Meer informatie?
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Kriek Wille (Intellectuele eigendom) of Michelle Koomen (Vastgoed).