4 min read
NZa publiceert beleidsregel over uitvoering toezichthoudende taak bij openbaarmaking jaarverantwoording door zorgaanbieders
1 February 2023

Op 31 januari 2023 is de beleidsregel gepubliceerd waarin de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aangeeft op welke wijze zij uitvoering geeft aan haar taak toe te zien op de tijdige, volledige en juiste openbaarmaking van de jaarverantwoording door zorgaanbieders. In de beleidsregel wordt onder meer toegelicht wanneer en welke handhavingsbevoegdheden de NZa zal inzetten als zorgaanbieders niet (tijdig) aan de openbaarmakingsplicht voldoet. De beleidsregel zal voor het eerst van toepassing zijn op de jaarverantwoording over het boekjaar 2022.

Achtergrond

Deze toezichthoudende taak ligt bij de NZa sinds de overheveling van de jaarverantwoordingsregels voor zorgaanbieders van de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) naar de Wet marktordening gezondheidszorg  (Wmg) per 1 januari 2022. Met de overheveling is de doelgroep van zorgaanbieders die op grond van de nieuwe regeling een openbaar jaarverslag moeten opstellen flink uitgebreid (een eerder nieuwsbericht over deze wijziging, leest u hier). Onder de Wtzi viel het toezicht nog onder de taken van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGJ). Reden voor de wetgever om het toezicht bij de NZa te beleggen is dat het toezicht op de naleving van de regels over een transparante financiële bedrijfsvoering, de aanlevering van de jaarverantwoording en het verbod voor sommige zorginstellingen om een winstoogmerk te hebben in het verlengde ligt van de al bestaande, veelal financieel-economische, toezichtstaken van de NZa. 

Uitoefening van het toezicht: de NZa gaat door op de weg van de IGJ

Hoewel de NZa in de wet ten opzichte van de IGJ een extra handhavingsmiddel kent, volgt uit de beleidsregel dat de NZa de eerdere werkwijze van de IGJ volgt en in beginsel kiest voor de inzet van een last onder dwangsom als zorgaanbieders niet voor 1 juni een (volledige) jaarverantwoording openbaar hebben gemaakt. Dit houdt in dat de NZa zorgaanbieders wijst op de overtreding en de verplichting oplegt alsnog binnen vier kalenderweken aan de openbaarmakingsplicht te voldoen. Doet de zorgaanbieder dat niet, dan is hij per kalenderweek een bedrag van EUR 1.000,- verschuldigd. Na tien weken (en dus een totaalbedrag van EUR 10.000,-) kan een tweede last onder dwangsom worden opgelegd met een bedrag van EUR 2.500,- per kalenderweek dat de overtreding voortduurt. De NZa kiest voor de last onder dwangsom, omdat dit middel bij de IGJ in de praktijk effectief en efficiënt is gebleken. 

NB. Voor zorgaanbieders die mogen volstaan met de openbaarmaking van een vereenvoudigde verantwoording zijn de bedragen lager. 

Als er na het verstrijken van al die weken nog steeds geen jaarverantwoording is gepubliceerd, is er de mogelijkheid tot een onderzoek naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van de bedrijfsvoering, een bestuurlijke boete en zelfs een strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast houdt de NZa de mogelijkheid open om namen van zorgaanbieders te publiceren die (nog) niet hebben voldaan aan de openbaarmakingsplicht. 

Voordat de NZa overgaat tot het opleggen van de last onder dwangsom, stuurt de NZa eerst het voornemen daartoe en krijgen zorgaanbieders vier kalenderweken de gelegenheid alsnog aan de verplichtingen te voldoen. Dat betekent dat voordat een bedrag verschuldigd is, zorgaanbieders vanaf 1 juni nog acht kalenderweken de tijd hebben om de jaarverantwoording openbaar te maken. Daarnaast kunnen zorgaanbieders op het voornemen aangeven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom. Welke redenen daarvoor goed genoeg zijn, blijken niet uit de beleidsregel. 

Tegen zowel het opleggen van een last onder dwangsom als de invorderingsbeschikking staat bezwaar en beroep open. Dat geldt ook als de NZa in een uiterst geval over zou gaan tot het opleggen van een bestuurlijke boete. 

Ruimere termijn voor bestaande zorgaanbieders die voor het eerst moeten verantwoorden over 2022

Door minister Helder is aangekondigd dat voor bestaande zorgaanbieders (instellingen die zorg leverden voor 1 januari 2022) die onder de Wtzi nog niet onder de openbaarmakingsverplichting van de jaarverantwoording vielen, voor de verantwoording over boekjaren 2022 en 2023 langer de tijd krijgen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de instellingen die onder de Wtzi van rechtswege waren toegelaten (zoals fysiotherapiepraktijken, verloskundigenpraktijken en tandartsenpraktijken). De verruiming geldt niet voor nieuwe zorgaanbieders. 

Hoewel dit voornemen nog in wetgeving moet worden vastgelegd, geeft het Ministerie van VWS aan dat de hiervoor omschreven zorgaanbieders in de praktijk wel al van de voorgenomen verruiming uit mogen gaan. In plaats van tot 1 juni van het op het boekjaar volgende jaar, krijgen deze zorgaanbieders voor boekjaar 2022 de tijd tot 31 december 2023 en voor boekjaar 2023 tot 1 oktober 2024. 

Vragen over de (openbaarmaking van de) jaarverantwoording in de zorg? Neem dan contact op met Willemien Bischot of Lieke Bartelsman.